Tweehonderd meter staan we van mekaar, maar toch gooi ik de handdoek in de ring. Fotograaf Peter bevindt zich aan de andere kant van het Kasteel van Chimay, ik sta aan de kant van de Grand’ Place die helemaal niet zo grand, maar best wel sfeervol is. Tussen ons een wirwar van eenrichtingsstraatjes. “Ik bestel alvast twee koffies, ik zie je zo”, schop ik de bal in Peters kamp terwijl ik op een terras neerplof.
Amper tien kilometer verder laten we België een eerste keer achter ons. Tot Givet dringt Frankrijk een stuk de oksel van België binnen, maar via het stemmige Rocroi en de Vallée de Misère gidst La Murée ons naar de Maas. Van miserie is er allerminst sprake, er is geen kat op de weg en met een temperatuur rond de twintig graden is het heerlijk motorrijden. In Monthermé stroomt de Semois in de Maas die vanuit het zuiden komt.
In plaats van nu al de Maas zuidwaarts te volgen, zetten we een walsje in met de Semois die ons terug België in zal loodsen. De diepgroene dalen van de Semois worden opgeleukt met felgroene stipjes, tenten van talrijke jeugdbewegingen op kamp. De Semois is hier breed, maar niet diep. Ideaal voor waterpret zonder al te veel risico’s. Lang duurt onze romance met de Semois echter niet, na 25 kilometer draaien en keren dumpen we haar voor la douce France.
Ten noordoosten van Sedan maken we een ruime bocht, de bossen van de Ardennen liggen stilaan achter ons en veertig kilometer verder komen we een oud lief terug tegen als we in Inor eerst het Maaskanaal en een paar honderd meter verder ook de Maas oversteken. De Maasvallei in het noordoosten van Frankrijk speelde een sleutelrol in de Eerste Wereldoorlog en stilaan naderen we de regio Verdun die in die periode de bijnaam ‘het slachthuis aan de Maas’ kreeg.
In elk dorp waar we doorheen rijden is er wel een militair kerkhof, met als intriest ‘hoogtepunt’ het knekelhuis van Douaumont. De resten van 130.000 niet-geïdentificeerde soldaten en een kerkhof voor de deur waar 16.000 militairen begraven liggen, daar kan ik met mijn verstand niet bij. Het is hier prachtig motorrijden in een vredevol decor, maar van zodra je een schop in de aarde duwt komt er bloed naar boven.
Zwart, wit. Zwart, wit. Zwart, wit. Het dashboard van de KTM 1290 Super Adventure S weet zich geen raad met de constante afwisseling in de lichtomstandigheden. Van de felle zon de donkere bossen in en twee seconden later weer in de zon door de akkers doet het dashboard constant overschakelen tussen dag- en nachtmodus. De motor en ikzelf zijn ondertussen ook al een aantal uur flink in de weer. Het is hier formidabel sturen, maar onderschat de rit vooral niet. Het wegdek ligt er overal heel hobbelig bij zodat de vering van de motor overuren draait en je zelf ook geconcentreerd moet rijden.
Verkeer is er nauwelijks, enkel landbouwers die het graan en de strobalen met zwaar materiaal naar hun boerderijen slepen. Ik haal mijn neus meestal niet op voor een marathonrit met de motor, maar tegen dat we bij Foxy Camp aankomen – een superfijne, motorvriendelijke camping – is mijn bobijntje toch af. Tijd voor een stevige maaltijd en wat rust.
Na een stevig nachtje ronken (een pittige dag op de motor gevolgd door een stevige maaltijd en een paar glazen alcohol missen hun effect nooit) stappen we de volgende dag al om acht uur op de motor voor de terugrit. Ontbijten kan pas vanaf negen uur in Foxy Camp en tegen die tijd willen we toch al een eind opgeschoten zijn. Het is verdraaid koel (om niet te zeggen barkoud) in de bossen rond Hanonville-sous-les-Côtes en we zijn maar wat blij als we op weg richting Verdun in de Maasvlakte weer in open terrein belanden.
De roofvogels cirkelen boven de velden, waar graan gedorst wordt schieten hazen en konijnen verschrikt alle richtingen uit, ideale prooien voor roofvogels. Op een oplopende weg ligt links van het asfalt een gigantisch veld met zonnebloemen, rechts van de weg domineren gigantische ronde strobalen het uitzicht. Veel Franser kan een landschap niet worden, bedenk ik. Als we ogenblikken later langs het kadaver van een vos rijden – overduidelijk een verkeersslachtoffer – wordt dat romantische plaatje toch een beetje aan diggelen geslagen.
In Verdun vinden we een mooie bakkerij/patisserie om ons ontbijt te nemen. De bekers ‘Beste stokbrood van 2019’ en ‘Mooiste croissant van 2021’ staan er trots uitgestald in de verbruikszaal. Tegelijk valt mijn oog op de voorpagina van de krant die minder heuglijk nieuws meldt: ‘Graanoogst compleet mislukt.’ Geen idee of het de klassieke truc van ‘onheilspellend nieuws brengen om de prijzen wat te kunnen opkrikken’ dan wel heel realistisch is, maar de volgende tractorkarren vol graan die ik van het veld gehaald zie worden bekijk ik toch met een andere blik.
Ik moet de KTM na de middag nog bij de importeur inleveren en dus leggen we er flink de pees op. Hotsend en botsend over eenvaksweggetjes (waar de Fransen ietwat overbodig een gestippelde middellijn op schilderen) boenderen we richting het noorden door dezelfde regio als gisteren, maar dan een kilometer of dertig meer westwaarts. We blijven deze keer ten westen van Sedan en Charleville-Mézières. De zandstenen huizen die wel een opfrisbeurt kunnen gebruiken zijn typisch Frans, net als de klassieke gemeentehuizen die je in ieder dorp vindt.
In de Thiérache – de streek waar we nu doorheen rijden – zijn veel Romaanse kerken door de locals versterkt tot halve burchten, kwestie van te kunnen schuilen als de grens tussen Champagne en Picardië weer eens ten prooi viel aan plunderaars. Om maar te zeggen dat het hier in de loop van de geschiedenis lang niet altijd peis en vree is geweest. Alle dorpen en gehuchtjes lijken nu bevolkt door senioren die van op stoeltjes op de stoep de weinige passanten keuren, voor de rest gebeurt hier niks en jeugd tref je niet aan op straat.
Nog een geluk dat we kunnen motorrijden, ongestoord motorrijden. Vanaf Rouvroy-sur-Audry eist het bos weer zijn hoofdrol in het landschap op en worden de valleien dieper, de hoogteverschillen groter. Anderhalf uur later zijn we terug in Chimay, waar we afsluiten met een terrasje – zoals het hoort.
Praktisch De 232 kilometer lange route op dag begint op de sfeervolle markt van Chimay, en is met elk type motor te doen, maar hou rekening met hobbelig asfalt dat veel zal vragen van de vering van je motor en van de concentratie van de rijder. Dit is best een pittig ritje, begin er niet aan als je al vermoeid bent. Met 255 kilometer op dag twee is de terugrit net als de heenrit een stevige kluif. Je rijdt door een eindeloze opeenvolging van heuvels, de gemiddelde snelheid blijft vrij laag omdat de weggetjes constant op en af lopen én verscholen in het landschap liggen best veel minidorpjes waar je niet als een halve zool doorheen moet scheuren. Veel mogelijkheden om de route in te korten heb je niet, snelwegen vind je in dit gebied niet. Ook de route op dag twee bevat geen onverharde wegen en eindigt waar we de heenrit vertrekt, in het centrum van Chimay.
L’Espace Chimay De brouwerij van Chimay ligt in deelgemeente Forges, op een tiental kilometer van Chimay. Hier stichtten zeventien monniken uit het Sint-Sixtusklooster van Westvleteren in 1850 een nieuwe abdij op grond die hen was geschonken door de lokale burgemeester en volksvertegenwoordiger Joseph de Riquet de Caraman Chimay. In 1862 begonnen de paters bier te brouwen, een activiteit die ze altijd strikt gescheiden hielden van hun geloofsbelijdenis. Vandaar dat je de abdij en de brouwerij niet kunt bezoeken, daarvoor kan je in L’Espace Chimay terecht.
Luzy-Saint-Martin Op de route zelf merk je in Luzy-Saint-Martin weinig spectaculairs, om het highligt te bezoeken moet je in het ‘centrum’ van dit gehucht rechts afslaan en een kilometer een klein verhard weggetje volgen. Met uitzicht over een schitterend landschap staat op de top van de heuvel een monument dat vroeger onderdeel uitmaakte van een massagraf van de veldslagen van 26 en 28 augustus 1914. De lichamen van de Franse en Duitse soldaten zijn inmiddels weggehaald, het monument kan tien jaar na de herdenking van ‘Honderd jaar WOI’ een nieuwe opfrisbeurt gebruiken.
Musée de la Bière Frankrijk associeer je niet meteen met bier, al hebben onze buren wel degelijk een rijke biercultuur. In de regio Stenay waren er liefs zeven brouwerijen, die na de Tweede Wereldoorlog echter allemaal teloorgingen. In een oude mouterij (een graanschuur van de citadel die in de 19de eeuw tot mouterij werd omgebouwd) vind je een museum dat zich een beetje opschepperig het ‘Europees biermuseum’ noemt. Dat is misschien wat overdreven, maar het museum is best ruim, geeft prima uitleg over hoe bier gebrouwen wordt en vult dat aan met mooie tijdelijke tentoonstellingen. Aan het einde van je bezoek wandel je zo het terras van de belendende taverne op, een aanrader.
Ossuaire de Douaumont Driehonderd dagen aan een stuk werd er van 21 februari 1916 tot 18 december 1916 onafgebroken slag geleverd om Verdun. Meer dan driehonderdduizend Franse en Duitse soldaten werden als vermist opgegeven. Toen eind 2018 na de wapenstilstand de bisschop van Verdun zich naar het slagveld begaf, trof hij er zo veel onherkenbare resten aan dat het idee ontstond om voor deze soldaten een monument op te richten. Het ossuarium werd in 1932 officieel ingehuldigd, het gebouw is 130 meter lang, de toren 46 meter hoog. In het ossuarium liggen de resten van 130.000 ongeïdentificeerde soldaten, op het kerkhof voor het ossuarium vind je de graven van zestienduizend soldaten. Voor de gesneuvelde moslims werd een apart monument opgetrokken.
Ouvrage de la Falouse Op weg naar Verdun volgt de route de Maas, een strategisch belangrijke rivier in de Eerste Wereldoorlog. Op een handvol kilometers ten zuiden van Verdun vind je tussen Dugny-sur-Meuse en Belleray de Ouvrage de la Falouse, een klein fort met loopgravenstelsel dat piekfijn gerestaureerd werd en waar je dagelijks van 9 tot 16.30 uur om het halfuur voor 5,50 euro kunt aansluiten bij een gegidste rondleiding.
Verdun Verdun heeft in de Franse en Europese geschiedenis altijd al een sleutelrol gespeeld, denk aan het verdrag van Verdun dat in 843 de verdeling van het Karolingische Rijk regelde. Tijdens de Eerste Wereldoorlog zochten de Duitsers een stad waarvan ze wisten dat de Fransen die tot de laatste man zouden verdedigen. Door die stad constant aan te vallen wou de Duitse opperbevelhebber Erich von Falkenhayn het Franse leger letterlijk laten leegbloeden. Het resultaat was de slag om Verdun, de bloedigste veldslag uit de Eerste Wereldoorlog die meer dan 250.000 doden en een half miljoen gewonden zou opleveren. In de jongste decennia leverde de Franse overheid veel inspanningen om in Verdun en omgeving de herinnering aan die waanzin levendig te houden. Verdun heeft zichzelf daarmee het label ‘Wereldhoofdstad van de vrede’ opgeplakt.
Ecluse 21 de Champ In de loop van de geschiedenis zijn grote delen van de Maas waar de rivier een grillige loop kent gekanaliseerd. Het Canal de la Meuse is 272 kilometer lang en verbindt de Maas in Givet met het kanaal Marne-Rijn in Troussey. Op het traject vind je in totaal 59 sluizen en sluisjes, al dat niet automatisch bediend.
American Cemetery Romagne-sous-Montfaucon Met de graven van 14.246 gesneuvelde soldaten is het militair kerkhof van Romagne-sous-Montfaucon de grootste Amerikaanse militaire begraafplaats van Europa. De graven zijn verdeeld over acht velden op een terrein dat de Amerikaanse 32ste infanteriedivisie aan het einde van de Eerste Wereldoorlog op de Duitsers had heroverd. Het terrein werd door de Franse regering in permanente bruikleen gegeven aan de Verenigde Staten.
Tunnel de Saint-Aignan – Canal des Ardennes Het Canal des Ardennes werd tussen 1823 en 1831 gegraven om een kortere scheepvaartverbinding tussen België en Parijs te realiseren. Het kanaal is 88 kilometer lang en verbindt de Maas met de Seine. Om in Saint-Aignan de loop van het kanaal te kunnen inkorten werd een tweehonderd meter lange tunnel door een heuvel gebouwd. Je kan er ook te voet of met de fiets door. Wil je de tunnel bezoeken, dan moet je vlak voor het binnenrijden van Saint-Agnan een straatje links voor ongeveer tweehonderd meter volgen. Er is parkeergelegenheid bij de tunnel.
Tekst en route Bart De Schampheleire • Fotografie Peter Naessens