Mortagne (voluit Mortagne-du-Nord) is niet veel meer dan een veredelde parochie ten zuiden van Doornik, pal op de Frans-Belgische grens. In Mortagne kabbelt de Scarpe de Schelde in, officieel heet die hier trouwens ‘L’escaut Canalisé’ omdat de Schelde van Cambrai tot de Belgische grens over een afstand van 63 kilometer een dermate bewerkte loop volgt dat het eerder een kanaal is.
Op mijn tochten door Noord-Frankrijk op de fiets passeer ik vaak in Mortagne-du-Nord, het eindpunt van een magistraal gravelpad dat tientallen kilometers de Scarpe volgt. In Mortagne kan ik nooit weerstaan aan de lokroep van het startpunt van deze route. Het parkje op de landtong tussen Scarpe en Schelde is een van mijn favoriete plekjes om een boterham naar binnen te duwen. Heb je een koffie nodig om de aanrijroute door te spoelen, dan wacht je daar best een dikke tien kilometer mee, in Condé-sur-l’Escaut vind je ongetwijfeld een kop vloeibaar zwart goud.
In Condé-sur-l’Escaut steken we eerst L’escaut Canalisé over, een paar kilometer verder rij je over het Canal de Mons. Om de drukte rond Valenciennes te vermijden, wipt de route ten oosten van deze Franse industriestad weer eventjes de grens over richting Quiévrain. Iedere keer als Quiévrain ergens aan bod komt, krijg ik een flashback naar mijn jeugd en de duivensport die mijn opa zaliger zo na aan het hart lag. Elke zondagochtend voor het nieuws van acht uur kreeg je van 1929 tot 2004 de ‘Inlichtingen voor duivenliefhebbers’ te horen, een overzicht van alle plaatsen waar de duiven gelost zouden worden, voorafgegaan door een heerlijk herkenbare tune op xylofoon.
Heel vaak waren de duiven in Quiévrain nog niet gelost en volgde de melding ‘Quiévrain: bewolkt en wachten’ die uitgroeide tot een soort van running gag in Vlaanderen. Kwestie van het verhaal af te maken: de begintune van de ‘Inlichtingen voor duivenliefhebbers’ is een bewerking van Bobbejaan Schoepens wereldhit in Vlaanderen ‘Ik zie zo geiren mijn duivenkot’. We hebben geluk met het weer als we de route inblikken, de hele dag zijn er wel een paar wolkjes maar niks wat het eventueel lossen van de duiven zou vertragen. Al krijg je in Quiévrain wel de indruk dat iedereen er altijd aan het wachten is. Aan het wachten om de weg te herstellen. Aan het wachten op een pintje in het café. Aan het wachten op betere tijden?
In Bry (niks met kaas te maken) steken we in een glooiend landschap dat wordt gedomineerd door landbouw de Franse grens terug over, een paar kilometer verder rij je door Wargnies-le-Grand … dat al zo klein is dat je je afvraagt hoe petieterig Wargnies-le-Petit dan wel moet zijn. Le Quesnoy is een parel van een stadje dat gelegen op een bultje tussen de Rhonelle en de Ecaillon (twee zijriviertjes van de Schelde) al sinds de twaalfde eeuw versterkt is met een gracht en een imposante stadsmuur. Het grootste deel van de stadsmuur is bewaard gebleven en nodigt uit tot een wandeling. Let wel een beetje op waar je stapt, want bij gebrek aan balustrade kan een misstap een paar tientallen meters lager eindigen. Rond het marktje met belfort lachen een paar terrassen in de voorjaarszon ons toe, prima plek voor een koffiepauze.
Dwars door het uitgestrekte bos ten zuiden van Le Quesnoy kan het gas er op de D33 lekker op, in Berlaimont steken we de Samber over. Het water dat onder ons door kabbelt zullen we honderd kilometer verder terugzien want in eindpunt Namen stroomt de Samber in de Maas. Ten zuiden van Maubeuge gaat het over een allegaartje van grote departementales en kleine eenvaksweggetjes door de bossen terug richting België.
Gevoed door de overvloedige regen van de voorbije weken en gemotiveerd door de opklimmende temperaturen barst de natuur van het leven. Bloesems aan de bomen en koolzaadvelden die zo knallend in bloei staan dat het geel naar fluo neigt werken inspirerend om de bandjes lekker rond te rijden. Op de meanderende wegen langs het Lac du Val-Joly (aanrader!) en het bekende officieuze stratencircuit rond de Lacs de l’Eau d’Heure is het heerlijk rijden, al heeft de afdaling naar Fter (echt lang of steil zijn de hellingen hier niet, maar vlak is de regio allerminst) heeft wel een slachtoffer geëist.
Een wielertoerist zit naast zijn kapotte fiets in de berm, de manier waarop hij zijn arm ondersteunt wijst op averij aan sleutelbeen en/of schouderblad. Een local is al gestopt om hulp te bieden zodat wij de afdaling naar de vallei van de Molignée kunnen verderzetten. Van Falaën-Gare tot in Anhée volgt de weg het grillige traject van het riviertje, ideaal voor een laatste walsje met de Tracer 7 GT. Vanaf de monding van de Molignée in de Maas volgen we die machtige rivier noordwaarts, langs Yvoir en Profondeville. Het laatste wapenfeit van de dag is de beklimming van de citadel van Namen van waar je uitkijkt over de samenvloeiing van Maas en Samber. Al lijkt de kans me klein dat de waterdruppels die we in de Samber zagen in Berlaimont hier nu al zouden zijn.
PRAKTISCH De route start aan de samenvloeiing van Scarpe en Schelde, navigeer naar 46 Rue du Fort in 59158 Mortagne-du-Nord. Dit dorpje ligt een vijftiental kilometer ten zuiden van Doornik, net over de Franse grens. Vanuit Oost- en West-Vlaanderen rij je dus best over Gent, Kortrijk en Doornik, vanuit Brabant en Antwerpen is aanrijden over Brussel en Ath de betere optie. De 193 kilometer lange route bevat geen onverhard en is perfect te rijden met elk type motor, reken wel op een kleine vier uur rijtijd. Namen is heel centraal gelegen in Wallonië, over de E411 rij je noordwaarts richting Brussel of je rijdt over de E42 richting Luik terug naar Limburg.
Le Quesnoy Le Quesnoy werd in 1150 op de kaart gezet door Boudewijn IV, graaf van Henegouwen, en werd door de ligging op een molshoop tussen twee riviertjes van meet af aan versterkt. Keizer Karel voerde een eerste rondje extra verdedigingswerken uit in de zestiende eeuw, onder Lodewijk de veertiende ging militair architect Vauban er van 1668 tot 1673 nog een keer met de grove borstel doorheen. In 1901 verloor Le Quesnoy zijn rechten als vestingstad en werd besloten om de grachten rond de stad te dempen en de verdedigingsmuren te slopen. Gelukkig ontbrak daarvoor het geld zodat Le Quesnoy nog altijd bestaat zoals het was en de stadsmuren nu zelfs gerenoveerd worden.
Abbaye de Liessies Al in 1095 werd in Liessies een abdij gesticht die in 1294 uitgebreid werd met een versterkte burcht, een beetje bescherming in die turbulente tijden was geen overbodige luxe. In de zeventiende en achttiende eeuw volgde een nieuw rondje bijbouwen (ook de paters waren blijkbaar fan van koterijen) met onder andere een boerderij, nieuwe bruggen, een molen en een smidse, terwijl de kerk werd uitgebreid. Er staat nog aardig wat overeind van dat alles en sinds het Département du Nord het hele complex in 1985 kocht, werd het ingericht tot natuurpark. Opgelet: de abdij ligt niet pal aan de route. Om ze te bezoeken moet je op de rotonde niet meteen links de D133 richting Val-Joly nemen, maar een paar honderd meter verder de D963 volgen naar het centrum (nu ja, centrum…) van Liessies.
Lac du Val-Joly Het recreatie- annex natuurdomein profileert zich trots als ‘het grootste meer in Frankrijk ten noorden van Parijs’. Rond het meer liggen verschillende toeristische accommodaties met onder meer chalets, appartementen, cottages en kampeerplekken. In open lucht kan je verschillende watersporten beoefenen (zeilen, kajak, roeien…), mountainbiken of boogschieten, op de dagen dat het weer wat minder is kan je in het overdekt zwembad terecht.
Lacs de l’Eau d’Heure Spreek je de naam van deze meren in het Frans iets te snel uit, zou je kunnen denken dat het iets met stank te maken heeft (‘odeur’), maar het gaat wel degelijk over de stuwmeren die ontstaan zijn door de afdamming van het riviertje de Heure. De vijf stuwmeren samen zijn meer dan zeshonderd hectare groot en vormen daarmee de grootste waterpartij van België. Op de Plate Taille, het grootste van de vijf stuwmeren, is een waterkrachtcentrale actief.
Citadel de Namur Al in de oertijd vestigden mensen zich op de plaats waar de Samber in de Maas stroomt en in de derde eeuw werd het een stad met militair belang. Het middeleeuws kasteel dat op dat strategisch punt staat werd vanaf 1519 in sneltempo omgevormd en uitgebreid tot een versterkte burcht zoals die in die periode op wel meer plaatsen werden uitgebouwd. Keizer Karel lag overhoop met de koning van Frankrijk, wat tot een regelrechte wapenwedloop leidde. De laatste grote werkzaamheden aan de citadel situeren zich tussen 1815 en 1830, aan het einde van de negentiende eeuw verloor de citadel echter haar militair belang en werd de zone omgevormd tot een toeristische trekpleister waar ook nog jarenlang motorcrossen georganiseerd werden.
Tekst en route Bart De Schampheleire • Fotografie Peter Naessens