Vertrek je met passagier en bagage op motorreis, dan moet je de vering van je motor aanpakken om veilig en vlot te kunnen rijden. Is je motor van elektronische vering voorzien, verdiep je dan in de menu’s en de mogelijkheden. Heb je een motor met klassieke vering, check dan in de handleiding wat er instelbaar is en welke schroefjes daarvoor dienen.
Ga je op reis met bagage en/of passagier, dan moet je de veervoorspanning achteraan opschroeven. Ofwel met de haaksleutel, ofwel met de externe draaiknop. Met minder negatieve veerweg zakt de motor minder ver in en hou je ondanks het extra gewicht achter nog een ‘actieve’ geometrie over. Of anders gezegd: de motor hangt niet helemaal op z’n kont. Een verstandige aanpak is om de veervoorspanning op de zwaarste stand te zetten en van daaruit stelselmatig af te bouwen tot je een goed gevoel hebt met de motor.
De volgende veerkarakteristiek om aan te pakken is de compressie of ingaande demping, de mate waarin de vering gedempt wordt als de vering inveert. Voor een asfaltreis met bagage en passagier mag de compressie harder, al is dat zeker geen noodzaak, het hangt ook erg van je rijstijl af. Pas je de compressie aan, werk dan met kleine stapjes, tel de clicks en begin vanaf een maximale ingaande demping. Tenslotte is er de rebound of de uitgaande demping, de mate waarin het terug uitveren van de vering gedempt wordt. Daar wil je, zeker als sportieve rijder, een gezonde traagheid. Als je voorvork na het aanremmen (en het inveren) te snel terug uitveert, dan krijgt je motor de vervelende neiging om zich op te richten in de bocht.
Wees niet bang om te experimenteren met de instelmogelijkheden van je vering, maar hou je aan twee basisregels: verander nooit twee parameters in één keer en noteer altijd wat je aangepast hebt zodat je steeds terug kunt naar de vorige instelling. Ben je het noorden helemaal kwijt, keer dan terug naar de basisinstellingen die je in de handleiding van je motor vindt.