De toerroutes die je dit jaar in het magazine vindt, zijn een ode aan de Belgische biercultuur. Kwestie van het seizoen soepel op gang te zwengelen draait het in deze eerste aflevering rond pils, het makkelijke bier dat in Jupille en Leuven voor een pak werkgelegenheid zorgt.
De twee uur snelweg om in Jupille zijn niks om vrolijk van te worden, maar daarna kan de pret beginnen. Omdat de weg naar Xhavée afgesloten is voor wegenwerken (sommige zaken veranderen echt nooit) volg ik de Maas een paar kilometer noordwaarts om in Wandre rechtsaf te slaan en de R 1300 GS een muur op te sturen. De hoogtelijnen op de topografische kaart liggen hier dicht bij mekaar, het Maasdal is echt wel diep ingesleten.
Op het plateau rijden we langs de verlaten mijn van Blégny-Mine. Het industrieel erfgoed dat sinds juli 2012 op de Unesco-lijst van het werelderfgoed staat ligt links van ons, rechts kijk je uit over de Voerstreek.

Odeur ruikt fris
Ten noorden van de E40 snelweg die me deze ochtend naar Luik voerde, beginnen we aan de terugrit richting Leuven. Xhendremael, Villers-l’Evêque, Odeur (waar het niet eens slecht ruikt): het zijn allemaal dorpjes waar je niet komt als je er niemand kent. Grote vierkantshoeves doen me terugdenken aan de rauwe film ‘Rundskop’ en in het vroege voorjaar hangt eenzelfde soort van ruwheid over het landschap.
De akkers tussen de dorpen zijn als de vierkanthoeves in de dorpskernen: overmaats. Een lusje noordwaarts doet de dorpsnamen weer Vlaams bekken, al kan je je ook ten noorden van de taalgrens vragen stellen bij de creativiteit waarmee die dorpsnamen zijn bedacht. Vechmaal en Heers kunnen er nog mee door, bij de dorpsnamen Heks, Veulen en Jeuk kan je de bedenkers ervan wel verdenken van een overdaad aan alcohol.
Het kasteel van Heers staat in de steigers en lijkt zich net als de omgeving klaar te maken voor een nieuw toeristisch seizoen. Enkele van de talloze boomgaarden hebben ook hun beste tijd gehad: alle fruitbomen die ongetwijfeld te oud zijn geworden om nog genoeg vruchten te produceren, liggen tegen de grond. Te wachten om afgevoerd te worden en plaats te maken voor nieuw plantgoed. Zo gaat dat nu eenmaal.

Hélécine of Heylissem?
De koffie in het sympathieke museum ‘Winter 1944’ in Borlo doet wonderen om de kou uit mijn botten te jagen, de Hemelrijkstraat die we gebruiken om Borlo buiten te rijden staat helemaal blank en haal ik uit de definitieve route om jou natte voeten te besparen. Tussen Landen en Tienen loopt de route op de kaart horizontaal, maar omdat de taalgrens hier bokkensprongen maakt moeten we bij het kasteel van Hélécine toch weer eventjes ons beste Frans bovenhalen om de toeristische infoborden te lezen.
Al is het de laatste keer voor vandaag, want richting Tienen en Vissenaken ligt Wallonië nu echt wel achter ons. Om aan het Craywinckelhof in Lubbeek te kunnen passeren zonder te veel kilometers over inspiratieloze steenwegen te moeten rijden zoeken we langs natuurreservaat De Spicht wat kleinere weggetjes op, zonder dat het al te technisch of moeilijk wordt.

Wijnkasteel Vandeurzen
Wie wijn boven bier verkiest komt in Linden aan zijn trekken, want de route loopt langs het indrukwekkende Wijnkasteel Vandeurzen. Daniël Medarts gebruikt de oogst van de elf hectare grote wijngaard om er acht verschillende wijnen mee te maken. Omdat alcohol drinken en motorrijden geen slimme combinatie is, kan je de wijnen van Wijnkasteel Vandeurzen bestellen op wijnkasteel-vandeurzen.be en thuis laten leveren. Kwestie van daar in alle rust en veiligheid van een Belgisch glas wijn te kunnen genieten, en je riskeert geen scherven in de zijkoffer van je motor.
Het verhaal van Wijnkasteel Vandeurzen (kleinschalige productie, realisatie van een droom) staat in schril contrast met het eindpunt van de route, de industriële brouwerij van Stella Artois vlak buiten Leuven. We zijn vandaag van de twee grote pilsgiganten van België door een regio gereden die het vooral van kleinschaligheid moet hebben. Van de kleine gelukjes.

Praktisch De route start aan de oude brouwketel op de rotonde voor de Jupiler-brouwerij aan de Avenue de Jupille in, jawel, Jupille. Deze deelgemeente van Luik bereik je vanaf Brussel over de E40, wie vanuit Antwerpen komt rijdt over de E313. Zoals altijd bevat de route geen onverhard, om de 131 kilometer ook in het voorjaar vlot verteerbaar te maken hebben we de kleinste weggetjes links laten liggen. Wees voorzichtig bij start- en eindpunt, twee industriële sites. Wil je die vermijden, dan kan je in Wandre na een paar kilometer inpikken op de route en het in Leuven Centrum voor bekeken houden. Vanuit Leuven rij je weer probleemloos huiswaarts, de E40 en E314 liggen vlakbij.
Jupiler brouwerij Dat Jupiler op de oever van de Maas wordt gebrouwen is geen toeval. Wallonië was ooit groot in alles wat metaalbewerking betreft en in 1812 begon de familie Piedboeuf hier met de productie van koperen brouwketels. Vandaar dat er nog altijd eentje op de rotonde voor de huidige Jupiler-brouwerij staat. In 1853 begon Jean-Théodore Piedboeuf ook met bier brouwen en groeide Jupiler onder de vleugels van de InBev groep uit tot een gigant.

Blégny-Mine Blégny-Mine is een van de vier Waalse mijnsites die door de Unesco erkend zijn als werelderfgoed. Het zijn de monniken van de abdij van Val-Dieu die al in de zestiende eeuw hier met de ontginning van steenkool beginnen. In 1970 haalde de steenkoolmijn van Argenteau-Trembleur (want zo heet ze officieel) een recordopbrengst van 232.000 ton steenkool en werkten er 680 mensen. Toen in 1975 de overheidssubsidie aan de Waalse mijnindustrie werd stopgezet, begon de zwanenzang die leidde tot de sluiting van de mijn in 1980. Met inzet van Europese centen werd in 1990 het domein heringericht als educatieve site die sindsdien jaarlijks 140 tot 160.000 bezoekers lokt.
Museum Winter 1944 in Borlo Een lichtjes uit de hand gelopen hobby, zo kan je het museum Winter 1944 in het onooglijke dorpje Borlo het best omschrijven. Op achthonderd vierkante meter worden in 37 taferelen en 57 vitrinekasten door middel van 260 aangeklede poppen verhalen uit de Tweede Wereldoorlog verteld, met bijzondere aandacht voor de rol van de vrouw in dit conflict. Het museum is gekoppeld aan een taverne met hotel. Met uitzondering van een handvol feestdagen kan je elke dag in Winter 1944 terecht, de toegangsprijs bedraagt 10 euro.

Kasteel van Hélécine Brabant (dat later werd opgesplitst in Vlaams- en Waals-Brabant) kocht in 1962 de voormalige abdij van de Premonstratenzers van Heylissem, een abdij die in 1129 werd gesticht en die doorheen de eeuwen enorme invloed verwierf met de pacht van gigantische percelen landbouwgrond. Het 28 hectare grote park is gratis toegankelijk en omvat onder andere drie visvijvers, tennisvelden, een minigolf en twee speeltuinen. De abdij is geklasseerd als monument.

Craywinckelhof Al meer dan honderd jaar wordt in het Craywinckelhof bier gebrouwen en tegenwoordig positioneert het Craywinckelhof zich als een ‘streekbelevingscentrum dat borrelt en bruist’. De taverne is niet meer open, maar je kan wel de brouwerij bezoeken en de verschillende versies van het KraaiKe bier kopen (KraaiKe Gouden, KraaiKe Zilver, KraaiKe Metteko…), aangevuld met gin, verschillende jenevers, amaretto en zelfs een single malt whisky.

Stella-Artois De ‘1366’ op het etiket van elk flesje Stella Artois pils verwijst naar de eerste vermelding van herberg-brouwerij Den Hoorn in de Mechelsestraat in Leuven, al lopen de brouwers daar een kleine honderd jaar vooruit op de geschiedenis want Den Hoorn dateert pas van 1466. Sebastiaan Artois nam de brouwerij in 1717 over en hoewel er slechts twee generaties van Artois in het bedrijf bleven, bleef hun naam wel verbonden aan de brouwerij. Brouwerij Artois lanceerde in 1926 het Stellabier als een kerstbier, al werd het wel meteen het hele jaar door aangeboden en groeide het in 1960 uit tot populairste bier van België.

Tekst en route Bart De Schampheleire • Fotografie Peter Naessens