Net zoals op huwelijksfeesten onder gasten zelden gepraat wordt over brand- of andere verzekeringen, zo is protectie een nagenoeg onbesproken onderwerp onder motorrijders. Het is immers niet sexy en eigenlijk wil je er liever niet te veel over praten. Maar als je huis in de fik staat of je ten val komt met de motor, zal je maar wat blij zijn met je verzekering en protectoren.
Zoals dat wel vaker het geval is met revolutionaire producten, heb je een irritatie nodig om tot een aha-moment te komen. “Richard Palmer was een chemicus uit de omgeving van Brighton die in zijn vrije tijd een fervent snowboarder was. In de jaren negentig raasden snowboarders ofwel compleet onbeschermd van de pistes, ofwel moesten ze een beroep doen op harde en oncomfortabele protectorjassen die ook in de motorcross gebruikt werden. Voor Palmer moest dat beter kunnen en als chemicus zag hij een oplossing in het gebruik van ‘non-Newtonial fluids’, vloeistoffen die afhankelijk van de omstandigheden soepel blijven of hard worden”, steekt Richard Harfoot – binnen D3O verantwoordelijk voor alle producten die voor motorrijders bedoeld zijn – van wal.
“Stuart Sawyer zag het commerciële potentieel van de doorbraak in en stapte als zakenman in het project. De twee patenteerden de technologie en voorzagen de Amerikaanse skiërs van beschermende pakken voor de Olympische Winterspelen van 2006 in Turijn. De skiërs waren onder de indruk van het product, waardoor Palmer en Sawyer gingen nadenken over de verdere toepassingsgebieden van hun product. D3O stond op de rails.”

Veel oranje en een beetje groen
D3O zit niet langer in Brighton, wel in Croydon, een voorstad van Londen waar het op het kleine industrieterrein gonst van de bedrijvigheid. Al wordt er bij D3O zelf niks geproduceerd. Harfoot: “De 45 personen die hier werken, focussen zich op de ontwikkeling van nieuwe producten en het testen van nieuwe ontwikkelingen en bestaande producten van onszelf en van de concurrentie. De effectieve productie van de protectoren gebeurt in Azië waar we een tiental mensen in dienst hebben, in ons verkoopkantoor in Californië zijn nog eens tien mensen aan de slag.”
“Daarnaast hebben we een afdeling in North-Virginia die zich bezighoudt met de militaire beschermingsproducten. Die laatste zijn samengebracht onder het label Delta Three Oscar en daar zal je het oranje – de huiskleur van D3O – nergens tegenkomen. Een soldaat in volledige gevechtsuitrusting voorzien van oranje protectoren leek ons om veiligheidsredenen niet zo’n goed idee”, lacht Harfoort die zelf een fervent motorrijder is. Hoewel er in Croydon amper geproduceerd wordt, is dit wel de place to be om in te zoomen op protectie en hoe dat werkt. En dat pakken ze bij D3O toch op een bijzondere manier aan.

Trauma’s
De kern van de zaak bij D3O is pure chemie. Zonder daarbij terug te keren naar het chemielokaal van het vijfde jaar wiskunde-wetenschappen en daarmee een blik jeugdtrauma’s open te trekken, moeten we het toch eventjes over materialen en polymeren hebben.
“Het grote voordeel van ‘non-Newtonial fluids’ voor de productie van protectoren is hun eigenschap om anders te reageren op snelle of trage energie. Pak je een stuk D3O basismateriaal en trek je daar zachtjes aan, dan kan je het probleemloos uitrekken. Geef je er echter een flinke snok aan, dan kan je het scheuren. Net hetzelfde met een impact. Duw je er zachtjes op, dan blijft het materiaal soepel. Sla je er met een hamer op, dan wordt het instant hard. Perfect voor protectoren”, verduidelijkt Richard zonder al te diep in de chemie te duiken.

Hammertime!
D3O illustreert die eigenschappen op beurzen vaak met een bak oranje smurrie die stroperig-vloeibaar is, waarna je een hamer in de hand krijgt en eens flink in die bak mag meppen. Waarop het goedje – tot grote verbazing van de omstanders – meteen hard wordt en de impact van de hamerslag opvangt. Visco-elasticiteit op z’n best dus. Dan heb je als D3O wel een redelijk geniaal basismateriaal in handen, daarmee heb je uiteraard nog geen functionele protector.
“In de eerste jaren vormde polyurethaan ons basismateriaal. Polyurethaan bestaat uit een droge component waar je een vochtige component aan toevoegt. Dat resulteert in een chemische reactie waardoor het geheel flink uitzet en een schuim ontstaat. Als je die reactie laat plaatsvinden in een mal (bijvoorbeeld van een knie- of rugbeschermer) dan krijg je een werkbare protector.”

“Al zitten er ook nadelen aan die manier van produceren. Om de PU protector uit de mal te krijgen, zal je de mal moeten behandelen met een speciaal product, de zogeheten ‘release agent’. Dat spul blijft ook voor een deel op de protector achter als die uit de mal komt, dus die moet je schoonmaken. Daarnaast is het met PU lastiger om complexe vormen te maken en zit er altijd wat restmateriaal op de zijkant van je eindproduct dat je moet wegsnijden. Kortom: veel nabewerking”, vertelt Richard over de eerste D3O protectoren die er nog redelijk als ‘klassieke protectoren’ uitzagen. Een beetje zoals de meeste andere voorgevormde protectoren die er vrij dik uitzien.
“Daarna kwam de Ghost protector waarvoor we nog altijd een polyurethaanschuim als basis gebruikten, maar dat we op een lycra basis kleefden om tot een flexibeler protector te komen. Met de Diablo protector zijn we nu een compleet nieuwe weg ingeslagen. Niet langer met een PU als basis, maar met een thermoplastisch rubber als basismateriaal dat met de spuitgiettechniek wordt verwerkt. Omdat het materiaal binnen de mal niet meer hoeft uit te zetten – wat bij polyurethaan wel het geval was – kunnen we bij spuitgietwerk veel complexere structuren maken en veel beter controleren hoe het product zich binnen de mal verdeelt. Een reuzenstap voorwaarts met als extraatje dat het materiaal minder gemakkelijk scheurt dan polyurethaan”, zegt Harfoot trots.

Soepele werking
Hoe groot de technologische stap voorwaarts ook is, het stelt D3O voor een serieuze uitdaging. Richard Harfoot: “Onze moderne protectoren zijn zo dun en soepel dat je ze als motorrijder amper nog voelt, wat uiteraard het comfort op de motor naar een nieuwe hoogte tilt. Keerzijde van de medaille is dat motorrijders minder vertrouwen hebben in die dunne protectoren. Ze zijn opgegroeid met dikke protectoren en soms zelfs nog harde beschermers, dus geloven ze niet dat zo’n dunne en flexibele protector evenveel bescherming kan geven. En toch is dat zo, ook voor de dunne protectoren geldt dat ze aan de EN1621 normen moeten voldoen.”
Wat meteen een mooi bruggetje is naar het testlabo waar Philip Bolton al twaalf jaar de plak zwaait. Hij kent de CE-normering tot in de details en meermaals per dag legt hij een protector op een sensor waarna hij een gewicht laat vallen. Al gebeurt dat uiteraard volgens een strikt testprotocol. “Voor een heupbeschermer laat ik een gewicht van vijf kilo van een hoogte van één meter vallen op de testzone zoals die bepaald is in de EN1621 standaard. Door de restenergie te meten, weten we hoeveel energie er door de protector is geabsorbeerd en of hij aan de norm voldoet”, legt Bolton uit.

Dat er voor alle protectoren sprake is van een Level 1 en Level 2 bescherming vind ik bizar. Alsof je in een auto zou kunnen kiezen voor een veiligheidsgordel van Level 1 of Level 2 bescherming terwijl iedereen toch recht heeft op eenzelfde bescherming? Net zoals de koude (bij -10°) en warme tests (bij 40°) slechts optioneel zijn. Dat wordt dan wel extra vermeld op de protector, maar het is geen verplichte test. Al sust Bolton meteen.
“Als eindgebruiker mag je echt wel vertrouwen hebben in de tests en de producten die aan de CE-normering voldoen.” En nog goed om weten: een protector in een jas of broek is compleet anders dan het EPS dat de schok in een helm absorbeert. Moet je een motorhelm na een crash altijd afvoeren, dan is dat niet het geval voor een protector. Is die niet gescheurd, dan zal die z’n werk nog doen.

Een beetje Gore-Tex
Bijzonder in het D3O-verhaal is dat de Britten zich bewust beperken tot hun rol als fabrikant van protectoren. “Wij hebben geen enkele ambitie om volledige motorkleding te gaan produceren, wij zijn en blijven een onderaannemer die zijn protectoren aan fabrikanten van motorkleding levert. Daarbij gaan we kritisch te werk bij de keuze van onze commerciële partners, want we zijn een premium merk en werken enkel samen met fabrikanten van hoogwaardige motorkleding, zoals het Vlaamse Richa.”
“Vergelijk ons met Gore-Tex, een membraan dat ook niet alle merken mogen gebruiken, je moet aan een aantal kwaliteitsvereisten voldoen om Gore-Tex te mogen gebruiken”, trekt Harfoot de parallel met dat andere bekende label. Om voor die partners snel nieuwe protectoren te kunnen ontwikkelen, beschikt D3O in Croydon over een labo en een heel kleine productiecapaciteit.

In Ebaboard (een hard polyurethaan materiaal) wordt een mal gefreesd waarmee kleine reeksen van prototype protectoren gemaakt kunnen worden, dat kan zowel met polyurethaan of met spuitgietwerk gedaan worden want daarvoor hebben ze de benodigde machines staan. Na test- en controlewerk worden dan aluminium mallen gefreesd voor de massaproductie van de definitieve producten in Azië.
Met handen en voeten
Ondertussen hebben ze bij D3O begrepen dat ze veel meer kunnen beschermen dan de levens van motorrijders en andere sporters en militairen. “We beschermen niet alleen mensen, we maken intussen ook beschermhoezen voor telefoons en laptops. Gebaseerd op dezelfde technologie, maar uiteraard met aangepaste formules omdat de producten in kwestie andere eisen stellen aan de bescherming.”

“Daarnaast kunnen we het leven van mensen een pak comfortabeler maken. De D3O inzetstukken in de broeken van werklui zitten er niet zozeer om hun knieën te beschermen, wel om hun comfort te verhogen. Als je als vloerder vijf uur per dag op je knieën zit, dan kan je dat extra comfort wel waarderen. Met hetzelfde product als basis maken we voor motorrijders nu ook handvatten met een bijzonder hoge trillingsdemping en inlegzolen voor in je motorlaarzen zodat via de voetsteunen de vibraties van je motor minder doorkomen.”
“In samenwerking met de fabrikanten van motorkleding bieden we ook upgrades van protectoren aan. Stel dat je jas standaard voorzien is van Level 1 protectie en je wil die optrekken naar Level 2, dan zijn de meeste van die protectoren los verkrijgbaar”, raast Richard door het aanbod.
Klinkt goed
Dat D3O in het voorbije decennium snel groeide, hebben ook de fabrikanten van namaakprotectoren gemerkt en ze begonnen in sneltempo D3O protectoren te kopiëren. In een poging om zich daartegen te wapenen heeft D3O zijn huiskleur oranje weten te patenteren, al geldt die bescherming (voorlopig?) enkel voor de Britse markt. Of de fabrikanten van die namaakprotectoren weten waarvoor de merknaam D3O staat, betwijfel ik want zelfs binnen D3O doen ze daar een beetje geheimzinnig over.

“Het zou verwijzen naar het wetenschapslokaal waarin Richard Palmer het product heeft uitgevonden, al doen er over de naam verschillende theorieën de ronde. En wat mij betreft doet het er ook niet veel toe, D3O klinkt lekker technologisch en dat past perfect bij ons bedrijf”, besluit Richard Harfoot met een kwinkslag. Waarna hij mijn motorkleding monstert, hoofdschuddend de ruimte verlaat en ogenblikken later met een lading oranje protectoren op de proppen komt en die in mijn jas installeert. “Met deze protectoren kon ik je echt niet terug huiswaarts laten rijden.” En hup, daar vliegen mijn protectoren in de vuilnisbak. Orange is the new black…
Meer weten over D3O? Check d3O.com.

Tekst Bart De Schampheleire • Fotografie D3O