Mijn papa is al bijna 25 jaar motorjournalist, da’s dus bijna dubbel zo lang als dat ik al besta. Vroeger, toen ik klein was, had ik samen met mijn broer en zus een beurtrol. Iedere keer dat papa thuiskwam van het werk met een testmotor, mocht een van ons op de motor zitten als hij de machine in de garage reed. Maar nu ben ik dertien jaar en is het tijd voor het grotere werk: twee dagen samen toeren in papa’s favoriete streek, de Franse Ardennen. En Elliott mag mee!
Ik ben wel al vaker met papa met de motor op weg geweest, maar nooit om op reis te gaan. Een keer naar oma en opa of naar ‘meetje’, echt op reis gaan is dat niet. Mijn broer en zus zijn echter al op kamp zodat ik alleen thuis ben, en dus stelde papa voor om twee dagen in de Ardennen te gaan rijden. Mij best. Super zelfs. En Elliott, mijn knuffel, mag mee.

Nekpijn
Papa is al vaak in de Franse Ardennen gaan rijden en zegt dat het daar mooi is. Om daar te geraken heeft hij een route gebouwd waar niet te veel snelweg in zit, achterop de motor zitten op de snelweg vind ik niet zo leuk, daar doet mij nek te snel van pijn. Voor twee dagen hebben we niet veel spullen nodig, toch nemen we de grote motor (de R 1200 GS Adventure, papa) want daar voel ik mij veiliger op en de toptas is handig om een beetje tegen te leunen.
We hebben net geen anderhalf uur snelweg gedaan als we in Bergen aan de rit binnendoor richting Sedan beginnen. We stoppen al snel: papa heeft koffie nodig en ik lust wel een Fanta. Eindelijk kunnen de oortjes eruit, op de snelweg heb ik toch niks gehoord van de muziek. Als ik ze van onder mijn helm peuter, blijkt één van de oortjes al kapot. Rommel van de Action, dat wordt een paar nieuwe. Misschien een keer echte AirPods, papa…?

Verkeerde richting
Over veel smalle betonweggetjes rijden we tussen de velden, het koren ruikt superlekker. In een klein dorpje (Labuissière, papa) moeten we over een smal brugje, net als er twee plezierboten aankomen die versast moeten worden. We parkeren de motor in de schaduw (het is in de late voormiddag al redelijk warm) en papa slaat een praatje met de sluiswachter die vertelt dat er op dit deel van de Samber negen sluizen zijn die ze met vier wachters moeten bedienen, 24/7.
De man vraagt papa zelfs om te helpen bij het opendraaien van de sluisdeur, maar jammer genoeg vergeet hij te zeggen in welke richting papa moet draaien. Die krijgt dus geen millimeter beweging in die sluisdeur, tot hij doorheeft dat hij in de andere richting moet draaien. Typisch…

Verkeerde richting, alweer
Iets voor de middag komen we aan bij de Lacs de l’Eau d’Heure, hier heb ik een jaar of vijf geleden voor het eerst meegereden op de motor. Een klein rondje rond de meren, wel leuk. Het water is niet te koud, de stenen wel te glibberig om in het water te gaan en je mag hier sowieso niet zwemmen.
We zitten een beetje op de oever en kijken naar de amfibiebus die eerst op het meer vaart en dan over de weg passeert. Omdat papa denkt dat Cerfontaine en Froidchapelle vlak naast mekaar liggen, rijden we meteen daarna een stukje verkeerd. Maar die tegenvaller wordt uiteindelijk een meevaller want het broodje in Froidchapelle smaakt lekker. We hebben het al heel rustig aan gedaan, hoog tijd om een tandje bij te steken als we straks op tijd in Sedan willen zijn.

Vanaf de lunch in Froidchapelle rijden we anderhalf uur door. Soms over heel smalle weggetjes, over de grens in Frankrijk op bredere wegen waarop het goed vooruitgaat. Het gaat de hele tijd omhoog en naar beneden, in de bossen is het lekker koel. Maar mijn poep begint pijn te doen, dus stoppen we nog een laatste keer bij de Tour de Millénaire in de buurt van Gedinne.

Of dat is toch het plan want als we een klein uur later de Semois oversteken in Vresse is het water veel te aanlokkelijk. “Papa, stoppen!”, roep ik waarna we de motor op de oever parkeren en nog geen vijf minuten later tot ons middel in het koude water staan. Als we opgedroogd zijn kopen we nog een ijsje en rijden het laatste half uur naar Sedan waar we een beetje moeten zoeken naar de ingang van het kasteel.

Na 18 uur mag je op de binnenkoer van de versterkte burcht van Sedan parkeren, een deel van het kasteel is omgebouwd tot hotel met mooie kamers. Echt leuk om te verblijven en volgens papa valt de prijs nog reuze mee ook. En in de dagschotel zit zelfs kaviaar! Hoog tijd om als een echte prinses in slaap te vallen, met prins Elliott bij mij.
Vermoeid
De Deense wielertoeristen die ook in het kasteel verblijven hebben gisteravond tot een gat in de nacht op het terras onder onze kamer zitten kwetteren. En daarna heeft papa een paar bomen doorgezaagd, dus nee, ik heb niet al te best geslapen. De pannenkoeken bij het ontbijt maken gelukkig veel goed, al moet ik ze nog zelf opwarmen. Het kasteel van Sedan buitenrijden gaat gemakkelijker dan gisteren de ingang vinden en over wegen die een beetje op een roetsjbaan gelijken rijden we naar Charleville-Mezières.
De route is heel afwisselend, maar soms zitten er wel heel kleine straatjes tussen, zelfs met grote losse steenbrokken waarop we niet snel kunnen rijden. Tegen dat we in de late voormiddag bij de abdij van Scourmont stoppen voor papa zijn koffieverslaving, ben ik al redelijk moe en overleggen we hoe we de dag verder gaan aanpakken.

De rit helemaal binnendoor tot Valenciennes rijden wordt waarschijnlijk te lastig, maar om van hieruit meteen over de snelweg naar huis te rijden, dat zie ik ook niet echt zitten. We vinden een tussenoplossing: we volgen de route tot het recreatiemeer van Val-Joly en zullen daar kijken hoe fris ik nog ben en hoe we verder rijden. Misschien doet een plons in het meer wel wonderen.

Gele auto’s
Van die plons komt echter niks in huis want nergens in het meer is er een zone waar je mag zwemmen. Misschien maar beter ook, als zwemmer een kajak of een elektrisch bootje tegen je knikker krijgen is ook geen fraai vooruitzicht. In de schaduw van een parasol eet ik een panini en beslissen we om van hieruit de kortste weg naar huis te nemen. Als we willen vertrekken staat er nog een Fransman tegen papa op te scheppen dat zijn scooter sneller kan dan onze motor, maar daar trekken wij ons lekker niks van aan.
We rijden over snelle doorgaande wegen noordwaarts, richting Maubeuge en dan naar Bergen, waar we gisteren de snelweg verlieten. Het laatste uur op de snelweg spelen we de finale van onze wedstrijd ‘gele auto’s zien’. Iedere keer dat ik als eerste een gele auto zie, krijgt papa een harde prik in zijn zijde. En ieder keer als hij een gele auto als eerste ziet, krijg ik een duwtje. Het is een kinderachtig spelletje, maar het helpt wel om de tijd en de kilometers sneller vooruit te laten gaan.

Als we in de late namiddag thuiskomen, hebben we in twee dagen tijd net geen zeshonderd kilometer gereden. Geen wonder dat ik eerst even moet gaan liggen om op adem te komen. Waarna ik alsnog aan mijn frisse duik geraak. En daarna maken we plannen voor een volgende motorreis. Liefst naar ergens waar ze geen Frans spreken. En Elliott moet sowieso mee.
Tekst en fotografie Emma De Schampheleire