Stéphane Peterhansel – aka Mr Dakar – is de enige rijder die Le Dakar gewonnen heeft in Afrika, Zuid-Amerika en Saoedi-Arabië. Maar liefst dertien keer pakte hij de eindoverwinning, zes keer met de motor en zeven keer met de auto. Gesprek met een levende legende.
De oude generatie kent Stéphane Peterhansel al meer dan dertig jaar, maar misschien moet je de jeugd toch nog even uitleggen wie je bent.
“Ik ben in 1965 in Vesoul geboren, een kleine stad in het oosten van Frankrijk. Op mijn achtste ben ik beginnen motorrijden, daarnaast maakte ik de straten onveilig op mijn skateboard. Ik was trouwens best goed, werd Frans kampioen downhill skateboarding en heb deelgenomen aan wedstrijden in heel Europa. Vanaf 1980 verlegde ik mijn focus naar enduro rijden, al kon ik pas vanaf 1983 een licentie aanvragen omdat ik toen meerderjarig werd.”
“In mijn eerste jaar won ik meteen het Frans Kampioenschap Enduro en kreeg ik van Husqvarna het aanbod om prof te worden. De Dakar volgde ik toen vanop afstand, al groeide mijn interesse snel. Het probleem was evenwel dat Husqvarna geen geschikte machine had om aan zo’n rally deel te nemen. Ik vroeg de Franse Husqvarna-importeur om bij Claudio Castiglioni, de baas van Cagiva, te vragen of ik voor hen als waterdrager zou kunnen starten in Le Dakar. Later vernam ik dat Husqvarna France die vraag nooit aan Cagiva gesteld heeft.”

En dan verscheen Jean-Claude Olivier van Yamaha ten tonele?
“Toen JCO me in 1987 vroeg of ik interesse had in Le Dakar, sprong ik een gat in de lucht. Als voorbereiding op Le Dakar van 1988 trokken we naar de Pharao Rally in Egypte, het begin van een bijzonder lange en succesvolle samenwerking met Yamaha.”
Bij je eerste deelname aan Le Dakar kwam André Malherbe tijdens de zesde etappe ten val en geraakte daarbij verlamd vanaf de nek. Hoe heb jij dat beleefd?
“Dat was uiteraard een enorme schok, Malherbe was voor mij een idool, ik keek enorm naar hem op. André was een superster uit de motorcross, een meervoudige wereldkampioen die in Monte Carlo woonde, een mooie vrouw had en in zijn garage de exclusieve auto’s voor het uitkiezen had. Dat waren de mannen, hè.”
“Zijn ongeval heeft me aan het denken gezet. Daar, na de zesde etappe van mijn eerste Dakar, heb ik voor mezelf beslist dat ik vanaf dan altijd met een bepaalde veiligheidsmarge aan rally’s zou deelnemen. In een wedstrijd als Le Dakar kan je elke kilometer verongelukken. Het allerkleinste foutje kan volstaan om zwaar ten val te komen. Als je die sport lang wil beoefenen, is er volgens mij geen andere mogelijkheid dan een beetje marge inbouwen.”

Hoe ver ben je dan altijd van je maximum weggebleven? Vijf procent? Tien procent?
“Dat is onmogelijk te zeggen en misschien interpreteer je mijn vorige antwoord ook verkeerd. Mijn tactiek bestond er vaak in om gecontroleerd te rijden, waarmee ik bedoel dat ik mijn wedstrijd op de concurrentie afstemde. Ik liet de rest op hun niveau tegen mekaar strijden, hield hen binnen schot en probeerde dan toe te slaan met één snelle etappe waar ik op een gecontroleerde manier de limiet opzocht. Om daarna weer terug te schakelen naar het tempo van de concurrentie en te proberen controleren.”
Die strategie heeft er inderdaad voor gezorgd dat je in al die deelnames aan Le Dakar nooit zwaargewond geraakte.
“Klopt, in ben in Le Dakar nooit zwaar gevallen en heb in tien edities slechts twee keer de finish niet gehaald. In 1990 ging ik aan de leiding toen ik met technische problemen de handdoek moest gooien. Ook in 1996 voerde ik het klassement aan toen ik met diesel vervuilde benzine kreeg. Bij mijn eerste deelname in 1988 werd ik achttiende, in 1989 vierde, en de eerste overwinning volgde in 1991.”

Waarom ben je in 1998 met de motor gestopt als Dakar-deelnemer?
“Je mag nog zo veel ervaring hebben, Le Dakar is en blijft extreem gevaarlijk. Mijn doel was om het record van vijf overwinningen van Cyril Neveu te verbreken, wat me in 1998 lukte toen ik een zesde keer won. Ik was nog helemaal niet klaar met het rallyrijden, maar had voor mezelf al wel beslist dat ik mijn carrière verder op vier wielen zou uitbouwen.”
Welke waren je belangrijkste concurrenten op de motor in Le Dakar en hoe slaagde je erin om zoveel eindzeges te pakken?
“Gilles Lalay, Edi Orioli en Jordi Arcarons waren mijn grootste opponenten. Ik stond bekend om mijn navigatieskills en reed daarom vaak op kop, de rest nestelde zich in mijn spoor en beperkte zich tot volgen. Ik heb meermaals geprobeerd om mijn tegenstanders letterlijk en figuurlijk op het verkeerde spoor te zetten. Ik reed de verkeerde richting uit, veinsde een technisch mankement en bevestigde aan mijn concurrenten dat ze deze piste wel degelijk nog een heel eind moesten volgen. Waarop ik rechtsomkeert maakte van zodra ze uit het zicht verdwenen waren. Zo heb ik ze meermaals beetgehad.”

Jean-Claude Olivier was als directeur van Yamaha France en meervoudig deelnemer aan Le Dakar een spilfiguur in je loopbaan.
“Jean-Claude haalde mij naar Yamaha en heeft er werkelijk alles aan gedaan om mij naar het succes te loodsen. Toen ik zei dat ik het WK Enduro wou rijden om me fysiek en technisch klaar te stomen voor Le Dakar, bezorgde Jean-Claude me alles wat ik nodig had: motoren, een vrachtwagen, mecaniciens, een degelijk loon.”
“JCO had sinds de eerste editie van Le Dakar in 1979 geen enkele editie op de motor gemist en heeft al zijn Afrikaanse ervaring met mij gedeeld. Jean-Claude was uiterst belangrijk in mijn loopbaan; zelfs nadat ik al naar de auto’s was overgestapt bleef hij mijn vertrouwenspersoon. De band tussen mij en Yamaha is nog altijd ijzersterk.”

Ik heb vernomen dat je na de finish van een etappe in Le Dakar altijd eerst naar de uitslag van de motoren informeert, daarna pas naar de auto’s…
“De motor is altijd mijn grootste passie geweest en dat zal ook altijd zo blijven. Ik koop geen enkel autotijdschrift, maar koop wel nog altijd elke maand alle motormagazines. Dat interesseert mij gewoonweg meer. Begrijp me niet verkeerd, rallyrijden met de auto is ook mooi en je leert er ook heel veel van.”
Was het niet moeilijk om als autocoureur te moeten vertrouwen op de navigatiekwaliteiten van je copiloot? Als motorrijder was je gewend om zelf altijd alle touwtjes in handen te hebben.
“Dat was helemaal geen probleem. Racen met een auto was compleet nieuw voor mij en ik was eerlijk gezegd blij dat ik me enkel op het rijden moest concentreren. Bijkomend voordeel van rallyrijden met de auto is dat je altijd met twee bent als de navigatie onduidelijk is. Dan kan je overleggen en samen een oplossing bedenken. In tegenstelling tot veel concurrenten rij ik overigens niet blind op de instructies van mijn copiloot, voor elke etappe neem ik het roadbook volledig door om me een beeld van het traject te kunnen vormen.”

Je bent de enige coureur die Le Dakar gewonnen heeft in Afrika, Zuid-Amerika en Saoedi-Arabië. Hoe kijk je terug op die wedstrijden op die drie continenten?
“De echte Dakar is voor mij nog altijd die in Noord-Afrika. Heel complex met enorme uitdagingen, maar ook met grote emoties. Zuid-Amerika was leuk omdat er heel veel enthousiaste fans langs het parcours stonden, alleen waren de pistes zelf te gemakkelijk en zelfs vervelend. We reden ginds ook niet door de enorme open woestijnen zoals de Ténéré en de Sahara in Afrika.”
Wat ga je nu doen?
“Ik denk momenteel na over welke wending ik mijn loopbaan kan geven. Ik ben 35 keer van start gegaan in Le Dakar en heb een pak records achter mijn naam staan, zoals het meeste aantal overwinningen bij de motoren (zes) en bij de auto’s (zeven). Je snapt dat er al een heel grote motiverende factor langs moet komen om me te doen besluiten om er opnieuw in te stappen.”

Je bent overal geweest en je hebt overal gewonnen. Welke dromen of doelen zie je nog voor jezelf in de motorsport?
“Eigenlijk nog maar weinig. Dit jaar ben ik veertig jaar in de motorsport actief. Dan heb je het meeste wel een keer gezien en meegemaakt.”
Afsluitend, zou een job binnen de organisatie van Le Dakar niks voor jou zijn? Niemand heeft meer ervaring…
“Nee, doe met dat niet aan. Dat interesseert me echt niet.”
Lees het uitgebreide interview met Stéphane Peterhansel in Motorrijder januari 2025

Tekst Klaus Nennewitz • Fotografie Red Bull Media, archief Yamaha Europe