Als de zon de glooiende velden van Waals-Brabant en Henegouwen met zacht licht bestrooit en het water van het Canal du Centre ligt de glinsteren, dan moet ik op weg, de buitenlucht tegemoet. En laat deze fijne rit van 111 kilometer nu eens helemaal perfect zijn voor het voorjaar!
De Rue du Tombois zwenkt rechts omhoog, het kanaal Charlerloi-Brussel ligt links naast me. Links voor me het befaamde hellend vlak van Ronquières, je bent er ongetwijfeld ooit met school op uitstap geweest. Als de Rue du Tombois overgaat in de Rue de Ronquières doorsnijdt ze een gigantische akker, schuin links voor me staat de toren van Ronquières als een baken in het glooiende landschap.
Een bonte specht vliegt zowaar een paar honderd meter voor de Kymco CV3 driewieler uit. Ik zet de CV3 aan de kant, hoef niet eens een zijstandaard uit te klappen en trek de handrem aan. De oorverdovende stilte overvalt me terwijl een joekel van een buizerd komt overvliegen. Heerlijk, toch, dat schouwspel van de natuur.

Klabbeek op de knieën
De start van de route ligt voor het station van Halle, op een zee van beton, vlak naast het kanaal Charleroi-Brussel. Vandaag draait alles rond kanalen, als je op je vingers wil bijhouden hoeveel keer je op deze route een kanaal dwarst, dan zal je daarvoor ook de twee handen van je passagier moeten gebruiken.
Heb je het niet zo begrepen op de drukte van Halle, dan is Lembeek en zijn stemmige kerkpleintje mét cafés na een paar kilometer op de route de betere optie om je ochtendkoffie te slurpen. Klabbeek zal als dorpsnaam niet meteen een belletje doen rinkelen, bij iets oudere lezers zal de frank wel vallen als ik de Forges de Clabecq vermeld.

In 1752 was het punt waar de Senette in de Zenne stroomt een prima plek om een staalsmederij te beginnen, in de jaren zeventig van de vorige eeuw beleefden de Forges de Clabecq hun hoogtijdagen met zomaar eventjes zesduizend medewerkers. Twee decennia later ging het bedrijf ten onder, vanaf 2008 begon de sloop van de site en bleven slechts enkele gebouwen overeind als getuigen van wat ooit was.
Modern en antiek
Langs de imposante scheepslift van Strépy daal ik af naar het Canal du Centre dat van Seneffe tot Nimy het kanaal Charleroi-Brussel met het kanaal Nimy-Blaton-Péronnes verbindt en op die manier de bekkens van de Schelde en de Maas aan mekaar linkt.

Hoe indrukwekkend (en communautair omstreden) de 117 meter hoge scheepslift van Strépy ook is, het industrieel erfgoed langs het oude traject van het Canal du Centre boeit me veel meer. De vier hydraulische scheepsliften, het oude kanaal, de draai- en kantelbruggen, de weerspiegeling van de bomen in het water en de (k)wakende ganzen: ik kan probleemloos een halve dag besteden aan op een bankje zitten en rondkijken.
Blutch en Chesterfield
Na een lus ten noorden van Bergen en wat gehobbel over de kaarsrechte kasseiwegen door de bossen van Stambruges duiken nog meer kanalen op. Eerst het kanaal Ath-Blaton, daarna het kanaal Nimy-Balton-Péronnes en daarna het oude kanaal Pommeroeul-Antoing dat qua sfeer de evenknie is van het Canal du Centre.
De sluizen ter hoogte van het Grand Large in Péronnes vormen een soort van verkeersknooppunt voor binnenschepen die vanaf de Schelde oostwaarts het binnenland in willen, of omgekeerd. Eindpunt Antoing heeft niet zo heel veel om het lijf, om er te geraken moet je via een laatste brug nog één keer het water over, de Schelde.

Met een paar gigantische tekeningen van de Blauwbloezen brengt het stadsbestuur van Antoing sinds 30 april 2021 hulde aan Raoul Cauvin, de scenarioschrijver die onder andere ‘De Blauwbloezen’, ‘Sammy’ en ‘Vrouwen in ’t wit’ bedacht. De man schreef zomaar eventjes vierhonderd albums waarvan er in zijn topjaren jaarlijks drie miljoen verkocht werden. Een grote meneer uit de Belgische stripgeschiedenis, voor wie ik mijn petje afneem. En op zijn gezondheid een laatste koffie drink.
PRAKTISCH De route begint aan het station van Halle, centraal gelegen net ten zuiden van Brussel en is gemakkelijk bereikbaar vanaf de E19 Brussel-Bergen. Met 111 kilometer is dit een vlot voor- of najaarsrondje. Halfweg de route zitten enkele kasseiwegen door de bossen van Stambruges, bestrating die je in het zadel van een pure sportmotor slechts matig zal kunnen waarderen. Er zit geen onverhard in de route. De finish ligt op het plein aan de Schelde-oever in Antoing. Op een steenworp van Doornik rij je vanuit Antoing over de E429 terug naar Halle en Brussel of je neemt de E403 noordwaarts richting Kortrijk en Brugge.

Ronquières Het hellend vlak van Ronquières is uniek in de wereld en werd bedacht door Gustave Willems en een hele batterij ingenieurs. Voor de bouw van twee scheepsliften was de helling die overwonnen moest worden niet steil genoeg, de scheepvaart door achttien opeenvolgende sluizen sturen was te tijdrovend en zou te veel water verbruiken. Hoewel de twee bakken van het hellend vlak van Ronquières relatief gezien weinig water verbruiken, gebruiken ze wel water dat vanaf de Lacs de l’eau d’Heure wordt verpompt. Dat is 55 kilometer van Ronquières.

De scheepslift van Strépy-Thieu Ook voor de 73 hoogtemeters die op het nieuwe Canal du Centre overwonnen moesten worden dachten de ingenieurs eerst aan een oplossing zoals het hellend vlak van Ronquières, finaal werd evenwel voor een scheepslift gekozen waarvan de bouw in 1982 startte. Toen het cementschip ‘Freedom’ in 2002 als eerste de scheepslift in voer, had de bouw van de lift 647 miljoen euro of vier keer de oorspronkelijk geraamde prijs gekost. Vandaar dat voor veel Vlamingen de scheepslift een symbooldossier is van de financiële transferts van Vlaanderen naar Wallonië.

Ascenseur numéro 4 Lift nummer één op het Canal du Centre overbrugt in Houdeng-Goegnies 15,40 meter hoogteverschil. De drie andere, identieke liften brengen de boten telkens 16,93 meter hoger of lager. Vlakbij lift nummer 4 in Thieu ligt de sluis die het oude Canal du Centre van het nieuwe scheidt. In de regio zijn ze best trots op hun liften, vandaar het vlakbij gelegen ‘Centre médical des ascenseurs’ en het ‘Centre sportif des ascenseurs’.

Kasteel van Havré Het kasteel van Havré was in de twaalfde eeuw een vooruitgeschoven verdedigingspost van de stad Bergen aan de rivier de Haine. Na een eerste verwoesting door de Vlamingen in 1365 volgt een lange reeks van plunderingen en brandstichtingen met tussentijds steeds inspanningen om het kasteel opnieuw op te bouwen. Een in 1978 door enkele inwoners van Havré opgerichte vzw ontfermt zich tegenwoordig over wat rest van het kasteel en de indrukwekkende bloementuin die vrij te bezichtigen is.

De sluizen van Péronnes Ter hoogte van Péronnes moeten binnenschepen een eerste sluis in om vanuit het kanaal Nimy-Blaton-Péronnes in Le Grand Large versluisd te worden, een groot meer (bekend bij watersporters) waar ook het oud kanaal Nimy-Blaton (dat een noordelijker traject volgt) op aansluit. Om vanuit Le Grand Large de Schelde op te kunnen varen (noordwaarts richting Doornik, zuidwaarts naar Valenciennes) moeten de schepen een tweede keer versluisd worden. De eerste sluis overbrugt 5,60 meter hoogteverschil, een tweede 12,50 meter.

Tekst en route Bart De Schampheleire • Fotografie Peter Naessens