De Vogezen, de Eifel en de (Franse) Ardennen kennen de meesten wel als fraai gebied om met de motor te rijden, maar wat verder in Duitsland zou er nog zo’n parel liggen. De Harz doet misschien niet meteen een belletje rinkelen, een klein anderhalf uurtje ten zuiden van Hannover valt er echter best wel wat te sturen in een heel apart landschap. En wacht misschien niet te lang, want hoe de regio er over een jaar of tien zal uitzien is koffiedik kijken…
De Harz is een wat vergeten gebied … of toch voor buitenlanders, want op wat Deense en een handvol Nederlandse nummerplaten na heb ik hier nog maar weinig uitheemse voertuigen gespot. Bij het charmante, wat kneuterige hotelletje in Bad Harzburg waar ik de nacht heb doorgebracht staan wel een aantal motoren met Britse nummerplaat, dat doet dus al het beste vermoeden voor wat het ‘rijgehalte’ van de regio betreft.
Het ontbijt voor deze ochtend heb ik niet geboekt, ik wil voor dag en dauw in het zadel zitten om de 125 kilometer lange rit in alle rust en koelte te kunnen afwerken. Daarna scoor ik in Bad Harzburg wel een Frühstück om met een volle maag de resterende 650 snelwegkilometers huiswaarts af te werken.
De Harz is het meest noordelijk gelegen middengebergte van Duitsland. Het landschap golft er van 400 tot pakweg 800 meter hoogte met een paar uitschietertjes boven de 1.000 meter. Alles bij mekaar geveegd is de regio zo’n 110 kilometer lang en 40 kilometer breed; niet piepklein, maar ook niet gigantisch. Ideaal om een dag of twee-drie te rijden, meer tijd hoef je er sowieso niet voor uit te trekken want dan begin je rondjes te draaien. Of je pakt het aan zoals ik en maakt van de verkenning van de regio een onderdeel van een langer traject, terugrijden naar Vlaanderen vanuit Berlijn bijvoorbeeld.
Bad Harzburg ligt nog niet helemaal achter mij of de eerste haarspelden in het glooiende, bosrijke decor dienen zich aan. De eerste paar tientallen kilometers rij ik oostwaarts, langs de bovenrand van het Natuurpark Harz. Rechts zie ik uitgestrekte bossen, links glooiende akkers. Stofwolken in het landschap verraden dat landbouwers druk zijn om de oogst voor de voorspelde onweersbuien van het land te halen. Ik hou een lekker tempo aan, maar ben tegelijk waakzaam. De kans dat er zo vroeg in de ochtend een hert de weg over dartelt is groot en ik wil de RT niet op zo’n mobiel stuk gewei spietsen.
Wernigerode slaapt nog, maar ook in slaapmodus heeft het stadje met zijn eindeloze rijen vakwerkhuizen iets charmants. Volgens de Duitse traditie is alles hier netjes, al neigt de sfeer wel naar vergane glorie. Net zoals hun huizen onderhouden de Duitsers ook hun wegen met een Gründlichkeit waar de rest van Europa een puntje kan aan zuigen. Een bordje ‘Straßenschaden’ wijst meestal op een gaatje in het wegdek waar wij niet eens voor naar Carglass zouden trekken wegens ‘geen muntstuk groot’.
De Harz was vroeger belangrijk omwille van de mijnbouw; er zit immers zilver, koper, lood en zink in de ondergrond. Om al die grondstoffen naar de industrie te krijgen, doorsnijden verschillende spoorlijntjes de regio. Kwestie van het charmegehalte nog wat op te krikken. Het reliëf en de verschillende riviertjes boden de locals ook de mogelijkheid om stuwmeren aan te leggen. Over een gigantische hangbrug kan je te voet over zo’n stuwmeer, de Rappbode, op weg naar de Okerstausee verandert het landschap echter drastisch.
Kilometers aan een stuk zie ik alleen maar dode bomen; een golvend landschap vol grijze, grauwe boomstronken. Zonder enige aanwijsbare reden afgeknakt. Ik snap er niks van, geen flauw idee wat hier gebeurd is of nog aan de gang is. “Allemaal de schuld van de schorskever, een complete ramp is het”, schuddebolt meneer Meier van de gelijknamige houtsnijderij in Altenau. Als derde generatie maakt hij nog steeds fraaie kunstwerkjes uit hout. In zijn mini-museumpje ‘Wunder in Holz’ toont hij zijn werk en de stokoude diorama’s die door zijn ouders en grootouders werden gebouwd. Voor een euro doet hij het licht aan en steekt de stekker in zodat de houten poppetjes door het al even houten landschap springen en dansen. Het is van een charmante tristesse die ik lang niet meer gezien heb, een beetje als de regio zelf.
“Jarenlang is er tegen de schorskever gestreden. Als het warm is en de dennenbomen verzwakt zijn, valt de schorskever de boom aan. Hij maakt gangen in de boom, waarna die zijn hars verliest en sterft. Eerst werd er gedacht dat die kever maar honderd meter kon vliegen en dus werden er gangen rond de getroffen bomen gekapt om de rest van het woud te vrijwaren. Ondertussen weten we dat die kevers wel tien kilometer kunnen vliegen. Volgens mij is de strijd verloren”, klinkt meneer Meier gelaten.
Door het bochtige Okertal zet ik mijn weg noordwaarts verder. Het is ondertussen al laat in de voormiddag en het aantal motorrijders op de weg is in de voorbije drie uur met honderd vermenigvuldigd. Het centrum van Bad Harzburg is verkeersluw, ideaal om een stevig Duits ontbijt naar binnen te werken. Meneer Meier en de schorskever blijven door mijn hoofd spoken, terwijl ik mijn koffie opslurp en mijn eitje uitlepel surf ik nog wat op mijn telefoon en ontdek dat veel zieke dennen gerooid worden en dat er loofbomen in de plaats worden geplant. Die zijn namelijk wel opgewassen tegen de schorskever. Benieuwd hoe lang die hele operatie zal duren en hoe de Harz er over pakweg een decennium bij zal liggen…
Praktisch De route begint en eindigt in Bad Harzburg, vlak bij het centrum. In dat provinciestadje vind je verschillende hotels en restaurants, je komt er dus beslist niet om van honger of dorst. De 125 kilometer lange route loopt uitsluitend over perfect geasfalteerde wegen die in het toeristisch seizoen wel druk bereden kunnen zijn. Bad Harzburg ligt op een kleine zeshonderd kilometer van Gent. Aanrijden doe je over Antwerpen, Eindhoven, Essen en Dortmund, waarna je twee opties resten: ofwel een stukje zuidwaarts over Kassel en Göttingen (zeg maar ‘the scenic route’) ofwel een stukje noordwaarts over Paderborn.
Kloster Michaelstein In de 12de eeuw streken de Cisterciënzers neer in een dal naast Blankenburg en stichtten er een abdij. De vele schenkingen van gelovigen uit de welvarende regio en het feit dat Cisterciënzers geen persoonlijk bezit mogen hebben maakten van de abdij in recordtempo een heel welvarende gemeenschap. Toen in 1543 de laatste katholieke abt zijn ambt neerlegde, waren de graven van Blankenburg er als de kippen bij om het klooster in te lijven. Het gebouw werd omgevormd tot kostschool, in de jongste vijftig jaar ontwikkelde het klooster Michaelstein zich tot een culturele hotspot die plaats biedt voor muziek en andere kunstvormen.
Titan-RT Toen de Titan-RT na elf maanden bouwen in het voorjaar van 2017 klaar was, kon de hangbrug zich met 458,5 meter de langste ter wereld noemen. Ondertussen is de Titan-RT die koppositie kwijt, al blijft de wandeling 75 meter boven het Bodetal een belevenis op zich. Volwassenen betalen 6 euro voor een kaartje, kinderen tot veertien jaar 4 euro. Midden op de hangbrug is er nu ook een punt om te schommelen of aan bungeejumping te doen.
Hermannshöhle Niet alleen bovengronds valt er in de Harz een en ander te beleven, ook onder de grond kan je uitstapjes maken in verlaten mijnen allerhande. In Oberharz am Brocken passeer je de Hermannshöhle, een grot die aan het begin van de 19de eeuw per toeval werd ontdekt tijdens wegenwerken. Dagelijks kan je er aansluiten bij gegidste wandelingen door de grotten met kamers tot wel vijftig meter hoogte/diepte. Hou er wel rekening mee dat je tijdens de wandeling 300 trappen moet nemen, gelukkig is het in de grot lekker koel.
Station Drei Annen Hohne Door de rijkdom aan grondstoffen werd er in de 19de eeuw een druk netwerk van smalspoorlijnen aangelegd in de Harz. Voor commerciële doeleinden zijn de meeste van die spoorlijnen in onbruik geraakt, hier en daar rijden wel nog toeristentreinen die door een aparte maatschappij worden verzorgd, de Harzer Schmalspur Bahnen ofte HSB. Het smalspoorstation van Drei Annen Hohne werd in 1898 gebouwd en had net zo goed in de Far West kunnen staan. Tegenover het station vind je een paar gezellige terrassen.
Wunder in Holz De familie Meier verdient al meer dan twee eeuwen de kost met houtsnijwerk, aanvankelijk in Lößnitz en sinds 1958 in Altenau. Karel Meier en zijn voorouders maakten en maken kunstwerken uit hout, in hun vrije tijd sneden ze allerhande poppen en figuurtjes die ze mettertijd samenbrachten in verschillende diorama’s. De manier waarop alles getoond wordt en de bijna ridicule entreeprijs van 1 euro maakt dat je hier toch even moet binnenspringen.
Tekst, route en fotografie Bart De Schampheleire