De Weense wals kennen de meesten onder ons wel, de Waalse variant is veel minder bekend. Met de Semois als dirigent zwier en zwaai je van Aarlen naar Monthermé over een dansvloer van asfalt en beton in een balzaal van weidse landschappen en dichte naaldbossen.
Soms, heel soms wordt het ritme even verstoord door een edelhert dat de dansvloer oversteekt, maar voor de rest is het bijna tweehonderd kilometer genieten. Maakt niet uit of je er een trage dan wel een snelle Waalse wals van maakt, aan jou de keuze.
Ooit gingen de Neveneffecten op zoek naar de bron van de E40 (YouTube-kijktip voor liefhebbers van absurde humor), vandaag volgen we de Semois van de bron in Aarlen tot de monding in de Maas, in het Franse stadje Monthermé.

Een paar jaar geleden waren we voor de start van een toerroute die ons richting Luxemburg leidde al een keer in Aarlen of Arlon zoals het hier op de borden staat. Ik herinner me van die uitstap dat de bron van de Semois twee keer niks voorstelt: een weinig inspirerende vierkante betonnen bak in een troosteloze buitenwijk van Aarlon, meer niet. Om daar nu een tweede keer te vertrekken, dat heeft weinig zin en dus zoek ik me onnozel naar een vertrekpunt in Arlon dat wél inspireert.
De Gallo-Romeinse stad pronkt met zijn Romeinse Thermen, al blijken de restanten daarvan ook niet veel meer te zijn dan wat lastig te bereiken steenbrokken in een grasveld. En zo valt de keuze uiteindelijk op het ‘Grand Place’, al is dat evenmin een plein dat overloopt van de frivoliteit. De afgebladderde verf van bibliotheek ‘Le Point-Virgule’ is illustratief voor het plein en bij uitbreiding de hele stad. Die kop ochtendkoffie gaat dus in één teug achterover, tijd om te rijden.

Terug in de tijd
Omdat de Semois de eerste paar tientallen kilometers nog niet veel om het lijf heeft, stuur ik de Honda zuidwaarts voor een flirt met de Franse grens. Richting de Gaume, een streek die ik in een eerder toerverhaal al omschreef als de plezantste uithoek van België. Omdat in de Gaume totale rust heerst en je er schitterend kunt motorrijden. De tijd heeft hier niet alleen stilgestaan, hij staat nog altijd stil.
Op een paar wegenwerkers na kom je in de Gaume geen kat tegen, het Musée Minier Métallurgique Musson-Halanzy is van een aandoenlijke kneuterigheid, het stationnetje van Musson is fraai gerestaureerd en kan meteen als decor fungeren voor een tv- of filmopname die je honderd jaar terug in de tijd moet slingeren.

Rust
Op de motor is het hier eveneens slingeren geblazen. We rijden terug noordwaarts, in een grote boog om Virton over wegen die afwisselend bossen en velden doorsnijden. Verscholen in het woud tussen Ethe en Buzenol is het Centre d’Art Contemporain du Luxembourg Belge een schitterende plek om even te verpozen.
Want ook al ben je misschien geen groot liefhebber van hedendaagse kunst, de site heeft veel meer in de aanbieding. De moderne kunstinstallaties zijn perfect geïntegreerd in de eeuwenoude graanschuren en smidse die je in het fraaie natuurpark aantreft. Echt een fijne plek om even van de motor te stappen en je te verfrissen aan de kabbelende Gros Ruisseau.

De rust van de Montauban-site contrasteert fel met de drukte die ons dertig kilometer later bij de abdij van Orval overvalt. Voor zeven euro kan je de hele site bezoeken, velen beperken zich echter tot de winkel van de abdij om er kaas en vooral trappist in te slaan. “Veel goedkoper dan bij ons en je krijgt er nog een gratis glas bij ook. En als je Orval twee jaar laat rusten, wordt de smaak nog veel beter.
De grootste moeilijkheid is om er twee jaar lang af te blijven”, vertrouwt een West-Vlaams koppel me toe als ze een voorraadje Orval naar buiten sleuren. Motorrijden en alcohol gaan niet samen, het Orval-degustatiepakket gaat dan ook onder de spanriem op de duozit van de Honda NX500. Al was het maar eventjes voor de foto.

De oversteek
Als we na precies tachtig kilometer op de route de Semois voor het eerst kruisen, is het bescheiden beekje van Aarlen al een flinke rivier geworden. We steken de Semois over in Jamoigne en in de Rue de Jamoigne (straatnamen moet je soms niet te ingewikkeld maken) voel ik een mix van jaloezie en onbegrip opborrelen.
De bewoners van die Rue de Jamoigne hebben alles om het mooiste uitzicht van heel Wallonië voor hun neus te hebben: de kabbelende Semois met daarachter het fantastische kasteel van Jamoigne … met daarnaast een rij loodsen en silo’s die qua lelijkheid hun gelijke niet kennen. Niet te geloven.
Vanaf Jamoigne kan je trouwens beginnen tellen hoe vaak we de Semois (en daarna de Semoy, want zo heet de rivier in Frankrijk) nog gaan oversteken. En ik kan je nu al garanderen dat je de vingers van je beide handen nodig zal hebben om de tel bij te houden.

Zitje in het water
In de laatste honderd kilometer volgt de route de Semois zo dicht mogelijk en de randen van je banden zullen dat geweten hebben. In Herbeumont (wie is hier ooit op zomerkamp geweest met de mutualiteit of jeugdbeweging?) zitten een paar senioren met hun klapstoeltjes in de Semois: de beste plek om verkoeling te vinden in deze loden hitte en tegelijk ook de pinten fris te houden.
Het kasteel van Bouillon ligt op een landtong in de binnenbocht van de Semois, we nemen het tunneltje dat onder het fort door steekt en hoppen zo van de ene oever naar de andere. De campings zijn zeker niet leeg en er dobberen flink wat felgekleurde kajaks op het water, al kan je niet om de vaststelling heen dat het toerisme hier betere tijden gekend heeft.
Da’s uiteraard jammer voor iedereen die er zijn boterham mee moet verdienen, de positieve keerzijde van de medaille voor ons, motorrijders, is dat het ook in de zomermaanden niet meer zo druk is op de stuurwegen langs de Semois.

Als we in Rochehaut stoppen bij het overbekende uitzicht over de Semois en Frahan, vat fotograaf Peter de rit in één zin samen: “Ik wist niet dat je in België zo veel bochten in één route kon proppen”. En we zijn er nog niet, want tot de Frans-Belgische grens in Bohan blijft de route wispelturig heen en weer slingeren.
De laatste vijftien kilometer ‘kalmeert’ het traject weer een beetje, de monding van La Semoy in La Meuse in Monthermé is jammer genoeg niet toegankelijk. Vlakbij de brug over de Semoy geeft het parkeerterrein van het warenhuis echter toegang tot het riviertje, een ideale plek om na een heerlijke dag in het zadel even van de schaduw en de rust te genieten. Of ruil je motorpak voor je speedo en duik het water in, het is eens wat anders om een route af te sluiten dan een terrasje!

PRAKTISCH De 184 kilometer lijken misschien pittig, je rijdt het hele traject vlotjes in een goeie drie uur omdat je niet door steden komt en er weinig verkeer is. Wil je de route vanuit Vlaanderen op één dag rijden, dan zit het venijn in de heen- en terugrijroute. Aarlen is weliswaar gemakkelijk bereikbaar over de E411 richting Luxemburg, vanaf Brussel is het wel bijna tweehonderd kilometer bollen. En ben je klaar met de route, dan wacht je vanuit Monthermé nog een flinke rit huiswaarts. West-Vlamingen kunnen over Bergen, Doornik en Kortrijk terug, voor de rest van Vlaanderen zal de terugrijroute over Charleroi en Brussel verlopen.
Je kan deze toerroute echter perfect combineren met de tweedaagse rondrit uit het 2024 augustusnummer van Motorrijder, die loodste je van Givet naar Reims en de volgende dag van Reims naar Bouillon. Givet ligt op amper veertig kilometer van Monthermé. Link je deze toerroute aan die tweedaagse naar de Champagnestreek, dan maak je er een schitterend lang motorweekend van.

Musée Minier Métallurgique Musson – Halanzy Het Musée Minier Métallurgique Musson – Halanzy draait volledig op vrijwilligers en is daarom niet altijd geopend. Heb je grote interesse voor de staalnijverheid en de ontginning van ijzererts in deze streek, check dan vooraf de website om er zeker van te zijn dat je in het kleinschalige museum terechtkunt. Opgelet: het museum ligt niet meteen aan de route, volg in Musson de bordjes ‘Centre Minier’ die je tot net buiten het dorpscentrum loodsen.

Centre d’Art Contemporain du Luxembourg Belge Verdeeld over de Montauban-site vind je een aantal historische gebouwen zoals een oude graanschuur en een voormalige smidse. Het geheel gaat al terug tot de Keltische tijd en sommige gebouwen zijn vervallen, maar de hele site is wel perfect onderhouden en in de natuur zijn een aantal moderne kunstwerken geïntegreerd. Absoluut een stop waard.

Brouwerij van Orval De Cisterciënzers van Orval begonnen in 1931 bier te brouwen om de heropbouw van de abdij te financieren, drie jaar eerder waren ze om dezelfde reden ook al een kaasmakerij gestart. Wil je de abdij bezoeken, dan kan dat dagelijks van 10.30 tot 17.30 uur voor 7 euro per persoon, wie nood heeft aan een langere bezinningsperiode kan alleen of in groep twee tot zeven dagen overnachten in de bijhorende chalet. Dagelijks is er in de kerk een ochtend-, middag- en avondgebed, aangevuld met eucharistievieringen op zaterdagen, zondagen en kerkelijke feestdagen.

Bouillon Deze keer rijden we niet door Bouillon, maar nemen de tunnel onder het fort en slaan op die manier eigenlijk linksaf voor het centrum. De negentig meter lange tunnel kaderde in de ambitie om het spoorwegnet uit te breiden om op die manier Bouillon beter bereikbaar te maken vanuit Frankrijk. De tunnel werd geboord in 1895 en 1896, maar pas in 1910 in gebruik genomen. Later verdween de spoorlijn en nam Koning Auto bezit van de tunnel.
Rochehaut Frahan is een dorpje van twee keer niks (online wordt melding gemaakt van 74 inwoners) dat door zijn locatie echter heel beroemd is geworden. Gelegen in een meander van de Semois heb je vanaf Rochehaut een schitterend uitzicht over de Semois en het geklasseerde dorp Frahan. Ongetwijfeld een van de meeste gefotografeerde panorama’s van Wallonië.

Tekst en route Bart De Schampheleire • Fotografie Peter Naessens