Vanuit Trier, op amper enkele kilometers van de grens met Luxemburg, duiken we de overweldigende natuur van de Hunsrück in. Dit laaggebergte in de Duitse deelstaat Rijnland-Palts biedt slingerwegen in overvloed en je rijgt er dan ook met gemak 200 km bochtenplezier aan elkaar.
Geschreven door Philippe Bonamis, Jacques Berghmans Foto’s Jonathan Godin
Aanrijden op Trier kan via Sankt-Vith en Bitburg, of (sneller) gewoon via Luxemburg. In elk geval is deze oudste stad van Duitsland (een eer die ze moet delen met Worms) voor ons de toegangspoort naar Hunsrück. De hele regio bevindt zich op een plateau op een gemiddelde hoogte van 400 m en wordt begrensd door de Moezel, de Rijn en de Nahe.
Het startschot van onze route wordt gegeven in Waldrach, een klein stadje ten oosten van Trier. Eens de laatste huizen uit onze spiegels verdwenen zijn, verschijnen de eerste wijngaarden langs de kant van de weg. We bevinden ons op de ‘Ruwer Riesling Route’, een benaming die zin doet krijgen in een lekker wijntje. Een bochtenlint brengt ons via Hermeskeil – mis het indrukwekkende openlucht luchtvaartmuseum niet – op de Hunsrück Höhenstrasse richting Morbach. Deze weg is 157 km lang en verbindt Saarburg met Koblenz. Hij werd aangelegd in 1938-1939, op bevel van Göring. Doel was om een snelle verbinding mogelijk te maken tussen de Siegfriedlinie, het binnenland en de Franse grens. Een waar technisch hoogstandje, want de realisatie van de weg nam amper een tweetal weken in beslag.
In Morbach nemen we een korte koffiepauze in Café Heimat, aan de voet van de kerk, voordat we enkele kilometers verderop alweer halthouden: de ruïnes van het kasteeltje van Baldenau zijn vrij toegankelijk en een bezoek waard. Na een portie bochten rijden we verderop, vlakbij de luchthaven van Hahn, de L190 op.
Die brengt ons langs een landschap van velden en bossen naar Rhaunen, en van daaruit slingert het verder dat het een lieve lust is. Als we niet beter wisten, zouden we ons op een zuiderse kustweg wanen: intens rijplezier, prachtige landschappen, weinig verkeer en bochten à volonté. Via Haussen komen we aan in Woppenroth, waarna we even rechtdoor over Dickenschied moeten om tot in Kirchberg te komen. Al is dat stukje rechtdoor geen straf, want de vergezichten zijn fantastisch. Vanuit Kirchberg gaan we richting zuidoosten en passeren we Sargenroth, waar het allemaal wat heuvelachtiger wordt.
Van zo’n aaneenschakeling van klimmend en dalend bochtenwerk kan een zichzelf respecterende motorrijder alleen maar gelukkig worden. Het bochtenlint brengt ons in Mengerschied, een typisch stadje in de Hunsrück-regio. En dat betekent natuurlijk vooral vakwerkhuisjes. Tijd om het gas nog eens flink open te draaien: de kronkelende slingers die de loop van de Simmerbach (een zijrivier van de Nahe) volgen, lenen zich daar uitstekend toe en serveren een heerlijke portie bochtenplezier. In Simmertal moeten we opnieuw kiezen voor grotere en drukkere wegen, waar ook de snelheidscontroles frequenter zijn. Een gewaarschuwd man…
In elk geval blijft het bochtenwerk meer dan interessant genoeg en voor we het weten arriveren we in Idar-Oberstein, van waaruit het weer richting Trier gaat. Ook de terugrit is geen straf: via het prachtige platteland van Tiefenstein en Katzenloh rijden we ter hoogte van Thal-fang opnieuw de Hunsrück Höhenstrasse op voordat we nog wat bochten smullen rond Beuren en Lorscheid om uiteindelijk weer in Trier te arriveren.