Terwijl Aprilia met de nieuwe Tuareg probeert een graantje mee te pikken in het alsmaar uitdijende allroadsegment, deed het merk eerder al een poging met de Pegaso 650. Minder hardcore dan de huidige Tuareg, maar daardoor destijds niet minder geliefd.
Aprilia veroverde als jong merk eind jaren 80 voorzichtig de motorwereld met vooral rappe tweetaktmotoren. Maar ook in die tijd werden de duimschroeven al flink aangedraaid op het vlak van milieu- en emissie-eisen, en dus zag het merk zich genoodzaakt viertakten op te nemen in de line-up.
Dat werd in eerste instantie de ETX600, een allroad met nogal een 13-in-een-dozijn vormgeving en een 600cc Rotax eencilinder (tweeklepper). Een succes was het niet echt, maar het zaadje was geplant en in 1992 kwam er opvolging in de vorm van de Pegaso 650. Ook die werd uitgerust met een eencilinder van de gerenommeerde Oostenrijkse motorbouwer – zij het dit keer een stuk geavanceerder in de vorm van een 652cc dry-sump eenpitter met elektrische starter, vijfbak, balansas en een mooi ontwikkelde vijfklepskop.
BMW gebruikte hetzelfde blok in de bekende F650, maar dan met een eenvoudige vierklepsopstelling. Hoewel de Aprilia over de hele lijn mooier liep en gretiger oppakte dan de BMW, was er wel een nadeel: het nogal forse verbruik.
We kunnen de Pegaso opsplitsen in drie generaties: de Pegaso I, II en, jawel, III. De eerste generatie behoefde nog wel wat finetuning. Zo was de tank aan de kleine kant, de zithoogte te fors en bood de machine weinig comfort voor een echte allrounder. De Pegaso II uit 1995 was al een stuk beter met een comfortabele veringset-up en lagere zithoogte, maar de Pegaso werd pas echt de populaire alleskunner zoals we die in ons collectief geheugen hebben gegrift met de derde generatie.
Dat had veel te maken met het (eindelijk) aantrekkelijke design, de grote 22litertank, de betere kuip en het zeer comfortabele zadel. De Pegaso was tot wasdom gekomen en Aprilia plukte gretig de vruchten; de motor deed het voor een klein merk behoorlijk goed in de verkooplijsten.
Het stuurgedrag van de Pegaso is Italiaans vlot te noemen; mooi in balans met een aangename lichtvoetigheid. Met de 22litertank ging de actieradius bovendien flink omhoog, ondanks het nogal altijd vrij forse verbruik. Los daarvan is de Pegaso III een redelijk probleemloze motor gebleken.
Er zijn wel issues gemeld met een lekkende koppakking, wat dan weer te maken had met het feit dat bij de 1.000 km-beurt vaak het voorgeschreven natrekken van de kopbouten werd genegeerd (de nokkenassen moesten worden verwijderd), wat vervolgens tot lekkage leidde. Een dure grap. Vanaf 2001 vormde de Pegaso III i.e. (dus met injectie) het slotstuk, met 45 mm vork, zwaarder vliegwiel en nieuwe airbox. Anno 2022 zijn Pegaso’s vrij zeldzaam, maar zoekt en gij zult (iets leuks) vinden.
Vloeistofgekoelde eencilinder • 652cc • 48 pk • 196 kg • 17,5/22 l • € 1.500 – € 3.000