Ik kreeg het laatst verbaal aan de stok met de kampbewaakster, excuseer, conciërge van de serviceflats in ons dorp. Op de eerste lentedag kwamen m’n zoon en ik uitgelaten aangefietst over de weg die naar die flats leiden. Zoon op kop, met slippend achterwiel. Ik erachteraan, op het achterwiel. Waarop ik de vrouw in kwestie tegen mijn zoon hoorde zeggen: “Als uw pa zo zot is, moet ik tegen u ook niks zeggen.” Dit nadat de vrouw al meermaals territoriaal uit de hoek is gekomen vanwege onze aanwezigheid op wat ze gemakshalve als ‘haar weg’ beschouwt. Dit om aan te geven dat ik helemaal niks fundamenteels tegen wheelies heb. Maar wel iets tegen gemekker, dus. Als je een trouwe lezer bent, is het je wellicht al opgevallen dat er sinds een paar jaar minder wheelies in Motorrijder staan. En dat is een overwogen keuze. Ten eerste heb ik zelf nog maar zelden een wheelie geprobeerd. En toen dat op m’n trialmotor vrij aardig begon te lukken, trok ik het ding aan een behoorlijke snelheid over, waarbij de fietsreflex om met de achterrem bij te remmen naar m’n rechterwijsvinger werd gestuurd – waar die op een fiets zit – in plaats van naar m’n rechtervoet. Nu kostte het me enkel schaamrood op de wangen en een nieuw spatbord, maar ik wil dit niet zien gebeuren op een straatmotor aan pakweg 100 km/u. Beschouw het dus als zelfbescherming. Ik kan je ook verhalen vertellen over een paar verongelukte collega’s, maar ik wil m’n punt niet maken aan de hand van hun tragische lotgevallen. Een ander punt is dat ik wheelies zelden mooi vind op een foto.
Het draait in een motorblad in de eerste plaats om de motor, dus breng je die best zo goed mogelijk in beeld. Wie erop zit is enkel van tel in de bijhorende tekst. Niet omwille van de eventuele stijlfiguur. En ik ken nu eenmaal weinig mensen die het interessant vinden hoe de carterpan of onderkuip eruitziet, mezelf incluis. In de periode dat m’n kamer vol posters van motoren werd gehangen, hing daar één kleine foto tussen van een motor die een ‘feestwheelie’ maakte. Dat was Stéphane Mertens op z’n Ducati 888 Superbike. En die foto hing daar omwille van die motor. En Mertens. Niet omwille van de wheelie. Bijkomend zien constructeurs en importeurs het ook niet graag gebeuren. Het blijven per slot van rekening hun motoren. En ik ben dusdanig opgevoed dat ik het materiaal van een ander met een zeker respect wil behandelen. Lekkende vorkpoten getuigen van weinig respect. De enige twee wheelies in dit nummer zijn van collega Randy op z’n eigen motor. Wat niet helemaal toeval is, dus. En daarnaast zien constructeurs, op
een uitzondering na, het ook niet graag gebeuren, omdat ze inzitten met het imago van hun merk of van motoren in het algemeen. Dat kan je heikneuterig vinden, maar feit is dat elke opzichtige wheelie het imago van motorrijdende snelheidsduivels bevestigt, of dat nu gerechtvaardigd is of niet. En ik snap dat we er met z’n allen baat bij hebben om dat imago niet al te hard in stand te houden, waarbij ik ons als motorblad een zekere voorbeeldfunctie toebedeel. Er staan al flitspalen en andere dingen genoeg langs de weg vanwege dat imago.Gekker moet het niet gaan worden. Ik heb niks tegen rebellie. Maar als die rebellie leidt tot een doorgedreven repressief beleid, dan wil ik het niet voor al de rest verzieken.
Er hangt nu over die weg aan de serviceflats een touw gespannen, trouwens. Waarvoor mijn excuses aan alle dorpsgenoten. Maar waar ik echt een bloedhekel aan gekregen heb doorheen de jaren, is de gedachte die wheelies koppelen aan een ego: ‘Kijk eens wat ik kan. En jij niet.’ Ik geef grif toe dat me dat op de fiets ook gebeurt. Niks menselijks is me vreemd. Maar op de motor wil ik mezelf die egotripperij besparen. Ik heb ooit met een fotograaf gewerkt die me geen blik waardig gunde omdat ik geen wheelies kon. Tot hij me op een fiets bezig zag en ik plots wel iets waard bleek in z’n ogen. Waarop ik prompt weigerde er zelfs nog maar aan te denken een wheelie te doen. Ik ben nogal koppig in zulke gevallen. Daarbij troost ik me met de gedachte dat mensen als wegracer Guy Martin of IDM-kampioen Werner Daemen me ooit vertelden dat ze geen wheelies kunnen. En laat dat twee van de motorrijders zijn die ik enorm bewonder om hun talent, karakter en koppigheid. Al moet ik toegeven dat de bewonderende blik van m’n zoon nadat ik de conciërge van antwoord diende m’n ego wel streelde. Ik was voor even een held. Maar niet omdat ik op m’n achterwiel kan rijden, laat dat duidelijk zijn.
Pieter Ryckaert, hoofdredacteur Motorrijder